ECLI:NL:RBROT:2022:4527

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
10 juni 2022
Zaaknummer
C/10/636638 / JE RK 22-853
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de ontwikkeling en opvoedsituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 april 2022 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. Het verzoek is ingediend vanwege zorgen over de ontwikkeling van [naam kind], die opgroeit in een onrustige opvoedsituatie, mede door de problematiek rondom haar broer. De Raad heeft geconstateerd dat [naam kind] onvoldoende toekomt aan haar eigen ontwikkelingstaken en dat er zorgen zijn vanuit de school over haar gedrag. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, is een betrokken maar overbelaste ouder die niet openstaat voor hulpverlening.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Zij stelt dat er geen ernstige zorgen zijn over [naam kind] en dat de situatie op school verbeterd is. De kinderrechter heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel er zorgen zijn, deze niet dusdanig ernstig zijn dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft daarbij ook de verbeterde situatie op school en de afwezigheid van de broer in overweging genomen.

De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen en benadrukt dat de moeder verantwoordelijk is voor het welzijn van [naam kind]. Het is van belang dat zij in gesprek blijft met de school en indien nodig hulp inschakelt. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/636638 / JE RK 22-853
Datum uitspraak: 29 april 2022

Beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. E. Janse, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
13 april 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 29 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. De zaak is tegelijkertijd behandeld met de zaak van de broer van [naam kind] met zaaknummer C/10/636222 / JE RK 22-804.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
- een tweetal vertegenwoordigsters van de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam 2] en [naam 3].
[naam kind] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een stagiaire van mr. Janse en een stagiaire van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [naam kind]. Er is sprake van een onrustige opvoedsituatie. De broer van [naam kind] komt vaak in aanraking met politie en justitie. [naam kind] bevindt zich in hetzelfde gezinssysteem. Zij wordt belast met de onrust rondom haar broer en komt daardoor onvoldoende toe aan haar eigen ontwikkelingstaken. Ook heeft de school zorgen over haar gedrag. Er is weinig zicht op de opvoedsituatie. De moeder is een liefdevolle en betrokken moeder, maar zij is ook overbelast en handelingsverlegen. Zij staat niet open voor gesprekken met de hulpverlening. Het is belangrijk dat individuele hulpverlening voor [naam kind] wordt ingezet. Een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden is noodzakelijk om zicht te krijgen op de thuissituatie en te bekijken wat er nodig is in het gezinssysteem.

De standpunten

De GI heeft ter zitting aangegeven dat een ondertoezichtstelling helpend kan zijn, maar dat er wel een samenwerking met de moeder van de grond moet komen. De moeder staat hier echter niet voor open. In het rapport van de Raad wordt een dubbele boodschap beschreven. Enerzijds zijn er zorgen dat [naam kind] belemmeringen ondervindt en last heeft van de spanningen, anderzijds gaat het op school weer beter en is er nu zonder de aanwezigheid van haar broer thuis meer rust gekomen. Een ondertoezichtstelling kan nuttig zijn om de moeder en [naam kind] sterker te maken en de thuissituatie beter te maken.
De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Er zijn spanningen in het gezin, omdat er rondom de broer van [naam kind] veel is gebeurd. Over [naam kind] zijn er echter geen ernstige zorgen. Op school gaat het goed en zijn er af en toe wat zorgen, maar dit is onvoldoende om een ondertoezichtstelling uit te spreken. De moeder heeft geen hulpverlening nodig bij de opvoeding. Verzocht wordt om het verzoek van de Raad af te wijzen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat
nietis voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De Raad heeft een kinderbeschermingsonderzoek gedaan naar de ontwikkeling van [naam kind] en haar broer [naam 4]. Op dit moment zijn er met name ernstige zorgen over de broer van [naam kind], omdat hij vaak met de politie en justitie in aanraking is gekomen. De spanningen en onrust die dit met zich meebrengt in de thuissituatie zijn ook van invloed op de ontwikkeling van [naam kind]. Ook heeft de school enige zorgen geuit over het zelfbepalende gedrag van [naam kind]. De onrustige thuissituatie lijkt van negatieve invloed te zijn op de cijfers van [naam kind]. Wel gaat het nu beter met [naam kind] op school. Haar cijfers zijn verbeterd en zij staat nu op overgaan naar de tweede klas. De kinderrechter is van oordeel dat er zorgen zijn over [naam kind], maar dat die niet dusdanig zijn dat een vergaande maatregel als een ondertoezichtstelling nu is aangewezen. Te meer niet, omdat [naam 4] nu niet meer thuis verblijft en er daarmee meer rust in de thuissituatie is ontstaan. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad daarom af.
De kinderrechter wil wel richting de moeder benadrukken dat zij verantwoordelijk is voor het welzijn van [naam kind]. Het is belangrijk dat het goed met [naam kind] blijft gaan en dat zij de aandacht krijgt die zij nodig heeft. Het zelfbepalende gedrag van [naam kind] op school en het te laat komen is een punt van aandacht. Het is belangrijk dat de moeder hierover in gesprek blijft met school en stappen onderneemt als dat nodig is, ook als dat betekent dat hulp van derden moet worden ingeschakeld.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de Raad af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2022 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 10 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.