In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Camelot Vastgoedbeheer en Beveiliging B.V. en [persoon A]. Camelot, eiseres in conventie, vorderde betaling van energiekosten van € 1.348,69, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en rente, terwijl [persoon A] in reconventie een bedrag van € 3.522,- vorderde, bestaande uit servicekosten, borg, huur en andere kosten. De procedure begon met een dagvaarding op 12 oktober 2021, gevolgd door diverse processtukken en een uitgebreide uitwisseling van argumenten en bewijsstukken van beide partijen.
De kantonrechter oordeelde dat er een geldige leveringsovereenkomst bestond tussen Camelot en [persoon A], waarbij [persoon A] verplicht was de energiekosten te betalen. Ondanks de bezwaren van [persoon A] over de totstandkoming van de overeenkomst en de hoogte van de kosten, werd vastgesteld dat hij niet had aangetoond dat de eindafrekening onjuist was. De vordering van Camelot werd dan ook toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en rente.
In reconventie werd de vordering van [persoon A] afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat [persoon A] niet voldoende had onderbouwd waarom hij recht had op terugbetaling van de door hem betaalde servicekosten en andere vorderingen. De kantonrechter concludeerde dat [persoon A] in beide procedures ongelijk kreeg en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan Camelot, die in totaal op € 979,52 werden vastgesteld voor de conventie en € 187,- voor de reconventie. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.