ECLI:NL:RBROT:2022:4569

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
: 8661647 CV EXPL 20-25203
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van vorderingen en proceskostenveroordeling in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft eiseres haar vorderingen ingetrokken. Gedaagde heeft verzocht om veroordeling in de daadwerkelijke proceskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres, als partij die haar vorderingen heeft ingetrokken, in beginsel in de proceskosten van gedaagde moet worden veroordeeld. De rechter heeft daarbij artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toegepast, dat bepaalt dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld, de kosten van de wederpartij moet vergoeden. Eiseres heeft aangeboden om de proceskosten te vergoeden op basis van het liquidatietarief, maar gedaagde vordert een hoger bedrag aan daadwerkelijke kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van misbruik van procesbevoegdheid door eiseres, aangezien er geen uitspraak met gezag van gewijsde was die haar vorderingen ongeldig maakte. De rechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.119,- aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde, gebaseerd op drie punten volgens het geldende liquidatietarief. De kantonrechter heeft de intrekking van de vorderingen door eiseres geaccepteerd en haar veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, terwijl het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 8661647 CV EXPL 20-25203
datum uitspraak: 10 juni 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.P.V. den Engelsman, advocaat te Rotterdam
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.H.F. van Buuren, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 9 juli 2020, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen;
  • de conclusie van repliek, tevens houdende akte wijziging van eis, met bijlagen;
  • de conclusie van dupliek;
  • het vonnis van 5 februari 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de door de gemachtigde van [gedaagde] op 7 juni 2021 toegestuurde aanvullende producties ten behoeve van de mondelinge behandeling;
  • het e-mailbericht van 8 juni 2021 van de gemachtigde van [eiseres] houdende uitstelverzoek, akte overleggen producties en wijziging eis, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van 18 maart 2022 van de gemachtigde van [eiseres] , houdende intrekking van de procedure
  • de akte uitlating royement, zijdens [gedaagde] , genomen op de rol van 21 april 2022
  • de akte uitlaten doorhaling aan de zijde van [eiseres] , genomen op de rol van 19 mei 2022.
De uitspraak van het vonnis is vervolgens door de kantonrechter bij vervroeging bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1.
[eiseres] heeft al haar vorderingen ingetrokken.
2.2.
Het in deze procedure resterende geschil tussen partijen betreft de proceskosten. [eiseres] heeft [gedaagde] aangeboden het liquidatietarief te vergoeden op basis van één punt voor het opstellen van de dagvaarding op basis van een bedrag van € 360,00, zij het dat zij die proceskostenvergoeding wil verrekenen met de door [gedaagde] voor het laatste kort geding toegezegde proceskostenvergoeding ten bedrage van € 1.491,70. [gedaagde] is van mening dat [eiseres] in zijn daadwerkelijke proceskosten à € 9.640,07 moet worden veroordeeld en dat de gelegde beslagen moeten worden opgeheven.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.

3..De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 237 Rv wordt de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld in de kosten veroordeeld. De rechter kan kosten die nodeloos werden aangewend of veroorzaakt, voor rekening laten van de partij die deze kosten aanwendde of veroorzaakte.
3.2.
In beginsel dient [eiseres] , als de partij die de vorderingen heeft ingetrokken, te worden veroordeeld in de aan de zijde van [gedaagde] gevallen kosten. De kantonrechter ziet geen aanleiding om van dat beginsel af te wijken.
3.3.
Ingevolge artikel 238 lid 2 Rv worden onder de proceskosten verstaan de verschotten en het salaris van de gemachtigde van de wederpartij. Het salaris wordt bepaald aan de hand van vastgestelde tarieven. De kantonrechter is aan die tarieven niet gebonden, maar zal daar slechts in uitzonderlijke gevallen van afwijken, wanneer sprake is van misbruik van procesbevoegdheid dan wel onrechtmatig handelen door het instellen van de vorderingen.
3.4.
De kantonrechters stelt voorop dat van misbruik van procesbevoegdheid dan wel onrechtmatig handelen pas sprake is als [eiseres] het instellen van haar vorderingen, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van [gedaagde] , achterwege had moeten laten. Daarvan kan pas sprake zijn als [eiseres] haar vordering heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. De kantonrechter moet terughoudend zijn met het aannemen van misbruik van procesrecht, gelet op de door artikel 6 EVRM gewaarborgde toegang tot de rechter (zie onder meer HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] , anders dan [gedaagde] betoogt, het instellen van haar vorderingen niet achterwege had hoeven laten. Vast staat dat tussen partijen sprake was van een gemeenschap en dat een beheerregeling ontbrak. [eiseres] was bevoegd om ter zake vorderingen in te stellen. Dat zij dat ook bij wege van voorlopige voorziening heeft gedaan bij de rechtbank Rotterdam en Amsterdam, maakt dit niet anders. Er is immers geen sprake van een uitspraak van een van beide instanties met gezag van gewijsde. Ook ten aanzien van het gevorderde geldbedrag is (nog) geen sprake van een uitspraak met gezag van gewijsde tussen partijen. Een en ander brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat [eiseres] haar vorderingen heeft gebaseerd op onjuiste feiten of dat deze bij voorbaat kansloos waren.
3.6.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter [eiseres] zal veroordelen in de proceskosten conform het geldende liquidatietarief. De kantonrechter ziet overigens wel aanleiding om ten aanzien van de verrichtingen waarvoor dit salaris wordt toegekend rekening te houden met de voorbereiding van de mondelinge behandeling door de gemachtigde van [gedaagde] . Daarvoor zal, nu de mondelinge behandeling zelf geen doorgang heeft gevonden, een half punt worden toegekend. Voorts wordt één punt toegekend voor de conclusie van antwoord, één punt voor de conclusie van dupliek en een half punt voor de akte uitlating royement. Dit maakt in totaal drie punten.
3.7.
[gedaagde] wil aan zijn medewerking aan het doorhalen van de procedure ook de voorwaarde verbinden dat de door [eiseres] gelegde beslagen worden opgeheven. Afgezien van de vraag of [gedaagde] daarmee bij de kantonrechter aan het juiste adres is, stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] hiertoe geen vordering in reconventie heeft ingesteld. In deze fase van de procedure is dat ook niet meer mogelijk. Deze voorwaarde kan de kantonrechter dan ook niet honoreren.
3.8.
[eiseres] heeft tevens, onder meer in het e-mailbericht van haar gemachtigde d.d. 18 maart 2022, een beroep gedaan op verrekening met de door [gedaagde] aan haar verschuldigde proceskostenvergoeding van € 1.491,70. Zij heeft op dat punt echter geen concrete vordering geformuleerd, zodat daarover ook niet beslist kan worden in de onderhavige procedure, nog daargelaten dat [gedaagde] heeft betwist dat hij zich verplicht heeft tot betaling van een dergelijke proceskostenvergoedingen en [eiseres] van haar kant geen stukken heeft overgelegd die haar beroep op verrekening ondersteunen.
3.9.
Gelet op het voorgaande zal [eiseres] worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] . De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vast op € 1.119,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten × € 373,- tarief).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verleent [eiseres] akte van de intrekking van al haar vorderingen op [gedaagde] ;
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 1.119,- aan salaris voor zijn gemachtigde;
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
51909