ECLI:NL:RBROT:2022:4574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
638959 / HA RK 22-545
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in een strafzaak

Op 10 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. P.M. van Russen Groen, de rechter-commissaris in een strafzaak. De verzoekster, die tevens de mentor is van haar moeder, had op 22 februari 2022 haar moeder als getuige zien worden gehoord in de strafzaak tegen de verdachte met parketnummer 10/209594-21. Tijdens het verhoor had de rechter-commissaris verzoekster niet toegestaan om het verhoor bij te wonen, maar later, toen het niet goed ging met de moeder, vroeg de rechter-commissaris of verzoekster alsnog aanwezig wilde zijn. Verzoekster weigerde dit op dat moment.

Na het verhoor heeft verzoekster op 9 mei 2022 verzocht om inzage in het dossier van de strafzaak, specifiek in het proces-verbaal van het verhoor van haar moeder. Dit verzoek werd op 17 mei 2022 door de rechter-commissaris afgewezen. Vervolgens heeft verzoekster op 22 mei 2022 een wrakingsverzoek ingediend, dat op 10 juni 2022 door de wrakingskamer werd behandeld.

De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet-ontvankelijk was in haar wrakingsverzoek, omdat volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering alleen de verdachte en het openbaar ministerie een dergelijk verzoek kunnen indienen. De getuige, en in dit geval ook de mentor van de getuige, behoren niet tot de groep van personen die een wrakingsverzoek kunnen indienen. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking van mr. P.M. van Russen Groen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 638959 / HA RK 22-545
Beslissing van 10 juni 2022
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
strekkende tot wraking van:
mr. P.M. van Russen Groen, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam, team kabinet RC (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Op 22 februari 2022 heeft de rechter-commissaris mevrouw [naam moeder] (de moeder van verzoekster) gehoord als getuige in de strafzaak tegen de verdachte [naam verdachte] met parketnummer 10/209594-21.
Verzoekster, tevens mentor van haar moeder, heeft mevrouw [naam moeder] die dag begeleid naar de rechtbank en wilde het getuigenverhoor bijwonen, maar dat heeft de rechter-commissaris niet toegestaan. Toen tijdens het verhoor bleek dat het niet goed ging met de moeder, heeft de rechter-commissaris verzoekster gevraagd of zij het verhoor van haar moeder alsnog wilde bijwonen. Verzoekster wilde dat toen niet meer.
1.2.
Bij brief van 9 mei 2022 heeft verzoekster verzocht om inzage in het dossier van de strafzaak tegen de verdachte [naam verdachte] , meer in het bijzonder in het proces-verbaal van het verhoor van haar moeder als getuige. Bij brief van 17 mei 2022 heeft de rechter-commissaris dat verzoek afgewezen.
1.3.
Bij brief van 22 mei 2022, ingekomen ter griffie op 25 mei 2022, heeft verzoekster wraking van de rechter-commissaris verzocht.
1.4.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin onder meer aanwezig zijn alle hiervoor genoemde stukken.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van (in dit geval) de rechter-commissaris.
2.2.
Artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering beperkt de groep van personen die een verzoek tot wraking van een rechter (en dus ook van de rechter-commissaris) kunnen indienen tot de verdachte en het openbaar ministerie. De getuige die door de rechter-commissaris gehoord moet worden, behoort niet tot deze beperkte groep van personen. Dit geldt evenzeer voor de persoon, die tot de getuige in een familierechtelijke betrekking staat en/of de mentor is van de getuige. Dit brengt mee dat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek tot wraking.
2.3.
Evenmin kan verzoekster ontvangen worden in haar verzoek tot wraking op grond van artikel 6 van het Europees verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens, nu deze bepaling, voor zover in dit verband van belang, strekt tot waarborging van de verdedigingsbelangen van een verdachte die aan vervolging door de staat is onderworpen. Bij een getuige is dat verdedigingsbelang niet aan de orde, laat staan bij een familielid of de mentor van de getuige.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. P.M. van Russen Groen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter, mr. K.A. Baggerman
en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters, en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken
op 10 juni 2022 in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoekster]
- mr. P.M. van Russen Groen