ECLI:NL:RBROT:2022:4607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
9859959 \ VV EXPL 22-186
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in kort geding over loonvordering en loondoorbetaling bij ziekte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de vennootschap onder firma A.Z.R. Installaties. [Eiseres] vorderde betaling van achterstallig salaris en loondoorbetaling wegens ziekte. De gedaagde partij, A.Z.R. Installaties, is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] sinds 13 september 2021 in dienst is bij A.Z.R. Installaties en zich op 4 januari 2022 ziek heeft gemeld. Ondanks sommaties heeft A.Z.R. Installaties niet tijdig het salaris over de maanden maart en april 2022 betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] recht heeft op loondoorbetaling op basis van de arbeidsovereenkomst en de toepasselijke cao, die bepaalt dat de werkgever gedurende de eerste zes maanden 100% van het salaris moet betalen bij ziekte. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] grotendeels toegewezen, inclusief de betaling van € 5.600,- aan achterstallig salaris en de verstrekking van bruto/netto-specificaties. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van [eiseres] toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9859959 \ VV EXPL 22-186
datum uitspraak: 1 juni 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. E. Dunbar,
tegen
de vennootschap onder firma
A.Z.R. Installaties,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
die niet in het geding is verschenen.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘AZR Installaties’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de dagvaarding met producties 1 tot en met 6.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2022. [eiseres] is in persoon verschenen, tezamen met haar partner en bijgestaan door haar gemachtigde mr. Dunbar. Namens AZR Installaties is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen, terwijl van haar (of haar gemachtigde) ook geen bericht van verhindering was ontvangen. [eiseres] is in de gelegenheid gesteld haar stellingen nader toe te lichten. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Op 23 mei 2022 heeft de kantonrechter een e-mail met bijlagen van [naam 1], vennoot van AZR Installaties, ontvangen.
1.4.
Op 24 mei 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] gereageerd op het in r.o. 1.3 genoemde bericht van de zijde van AZR Installaties. Namens [eiseres] is verzocht vonnis te wijzen.
1.5.
Nadien heeft AZR nog gereageerd bij e-mailbericht van 27 mei 2022.
1.6.
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis vervolgens nader bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
[eiseres], geboren op [geboortedatum eiseres], is sinds 13 september 2021 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van twaalf maanden in dienst bij AZR Installaties in de functie van planner/werkvoorbereider voor 38 uur per week tegen een salaris van € 2.800,- bruto per maand.
2.2.
De op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde CAO voor Metaal en Techniek Installatiebedrijf (hierna: cao) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
Artikel 67. Hoeveel salaris krijgt een arbeidsongeschikte werknemer?
1a. Is de werknemer arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsongeschikt? Dan betaalt de werkgever maximaal 24 maanden aan de werknemer het salaris dat die werknemer zou hebben verdiend als hij arbeidsgeschikt was geweest. De eerste 6 maanden betaalt de werkgever 100% van dat salaris. De volgende 18 maanden 90%.
(…)”
2.3.
Op 4 januari 2022 heeft [eiseres] zich ziekgemeld.
2.4.
Na sommaties van de gemachtigde van [eiseres] heeft AZR Installaties op enig moment na februari 2022 aan [eiseres] alsnog het salaris over de maanden januari en februari 2022 uitbetaald.
2.5.
Bij e-mailberichten van 4 en 19 april 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] [naam 2], vennoot van AZR Installaties, gesommeerd tot uitbetaling van het loon over de maand maart 2022 en de toekomstige maanden zolang het dienstverband voortduurt en niet rechtsgeldig is geëindigd. [naam 2] heeft namens AZR Installaties aan deze sommaties geen gehoor gegeven.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
  • AZR Installaties te veroordelen aan haar te betalen € 5.600,- aan brutoloon over de maanden maart en april 2022 en, zolang het dienstverband voortduurt, € 2.800,- aan brutoloon exclusief 8% vakantiegeld;
  • verstrekking van een bruto/netto-specificatie vanaf de maand oktober 2021 tot en met heden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,-;
  • € 655,- aan buitengerechtelijk incassokosten;
  • de wettelijke rente en wettelijke verhoging over de hiervoor gevorderde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid, althans vanaf de dag van dagvaarding
  • AZR Installaties te veroordelen in de proceskosten en de nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres] baseert de vorderingen samengevat op het volgende. Op basis van de arbeidsovereenkomst moet AZR Installaties salaris aan [eiseres] betalen. AZR Installaties heeft nagelaten het salaris over de maanden maart en april 2022 te betalen. Vanwege de uitgebleven betaling moet AZR Installaties een verhoging van 50% betalen over het salaris van de maanden maart en april 2022 (artikel 7:625 BW). Daarnaast dient AZR Installaties aan [eiseres] bruto/netto-specificaties te verstrekken vanaf de maand oktober 2021. Voorts moet AZR Installaties € 655,- aan buitengerechtelijke kosten betalen en ook de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het onbetaalde salaris, over de verhoging van 50% en over de buitengerechtelijke kosten. Ten slotte is AZR Installaties de proceskosten en de nakosten verschuldigd.

4..De beoordeling

verstek
4.1.
Bij het uitbrengen van de dagvaarding zijn alle bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen. Nu geen vertegenwoordiger of gemachtigde namens AZR Installaties op de mondelinge behandeling is verschenen, wordt tegen AZR Installaties verstek verleend.
4.2.
Omdat AZR Installaties niet op de voorgeschreven wijze in het geding is verschenen, worden de e-mailberichten van 23 en 27 mei 2022 (zie r.o. 1.3. en 1.5) van AZR buiten beschouwing gelaten. Mede gelet op de reactie van [eiseres] van 24 mei 2022 ziet de kantonrechter geen aanleiding om een voorzetting van de mondelinge behandeling te bepalen. AZR heeft in haar reactie van 23 mei 2022 immers niet ontkend dat zij gehouden is tot betaling van het salaris aan [eiseres]. AZR heeft verwezen naar hetgeen besproken is tijdens de mediation en volgens haar hebben partijen tijdens die gesprekken overeenstemming bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2022. [eiseres] heeft echter ontkend dat daarover overeenstemming is bereikt. De vraag of – en zo ja met ingang van welke datum – de arbeidsovereenkomst tot een einde komt ligt echter niet voor in de onderhavige procedure en nu AZR overigens de vordering met betrekking tot het achterstallig en toekomstig salaris niet betwist, bestaat voor voortzetting van de onderhavige procedure naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding. Bovendien geldt nog dat AZR in haar laatste e-mailbericht van 27 mei 2022 te kennen heeft gegeven alsnog te willen instemmen met het voorstel dat tijdens de mediation is gedaan.
spoedeisend belang
4.3.
Uit de aard van de vordering blijkt het spoedeisend belang van [eiseres] en in zoverre is zij ontvankelijk in haar vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening.
de vorderingen
4.4.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of aannemelijk is dat de vordering van [eiseres] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat, daarop vooruitlopend, toewijzing van de vordering in dit kort geding is gerechtvaardigd. Het navolgende is daarom niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Bij de beoordeling van de vordering wordt de inhoud van de processtukken en hetgeen eiseres op de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht in aanmerking genomen.
4.5.
Bij gebreke van verweer van de zijde van AZR Installaties wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiseres]. De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor, met inachtneming van het volgende.
4.6.
[eiseres] heeft gevorderd, zolang het dienstverband na april 2022 voortduurt, AZR Installaties te veroordelen tot betaling van € 2.800,- aan brutoloon exclusief 8% vakantiegeld. [eiseres] heeft ingevolge artikel 7:629 BW recht op loondoorbetaling bij ziekte. In artikel 67 van de op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijnde cao is bepaald dat een werkgever de eerste zes maanden 100% van het salaris en de volgende 18 maanden 90% van het salaris betaalt. Dit betekent dat, indien het dienstverband van [eiseres] vanaf 4 juli 2022 (nog) voortduurt en zolang [eiseres] nog steeds wegens ziekte arbeidsongeschikt is, AZR Installaties 90% van het salaris aan haar dient te betalen.
4.7.
Ten aanzien van de vordering tot verstrekking van bruto/netto-specificaties zijn dwangsommen gevorderd. De dwangsommen worden gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld.
4.8.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, omdat niet is gesteld of gebleken dat de kosten vóór dagvaarding dan wel vóór de ingebrekestelling door [eiseres] zijn betaald aan de gemachtigde.
proceskosten
4.9.
AZR Installaties krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres] tot vandaag vast op € 125,03 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 867,03.
4.10.
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als in de beslissing vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde AZR Installaties;
5.2.
veroordeelt AZR Installaties om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te betalen:
€ 5.600,- bruto aan achterstallig salaris over maart en april 2022 en, voor zover opeisbaar zolang het dienstverband voortduurt en zolang [eiseres] nog steeds wegens ziekte arbeidsongeschikt is, € 2.800,- aan brutosalaris exclusief 8% vakantiegeld over de maanden mei en juni 2022 en 90% van € 2.800,- aan brutosalaris exclusief 8% vakantiegeld over de achttien maanden na juli 2022;
de wettelijke verhoging van 50% ten bedrage van € 2.800,- over het onder a bedoelde achterstallige salaris;
de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de bedragen onder a en b vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt AZR Installaties om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] te betalen € 655,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.4.
veroordeelt AZR Installaties tot verstrekking van bruto/netto-specificaties vanaf de maand oktober 2021 tot heden binnen één maand na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat AZR Installaties deze veroordeling niet nakomt, tot een maximum van € 2.500,- is bereikt;
5.5.
veroordeelt AZR Installaties in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 867,03 en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
[46009]