ECLI:NL:RBROT:2022:4635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
10/034821-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van woninginbraak met DNA-bewijs

In de zaak tegen de verdachte, die op 24 mei 2022 voor de rechtbank Rotterdam verscheen, werd de verdachte vrijgesproken van woninginbraak. De rechtbank stelde vast dat er in de woningen van de aangevers, gelegen aan [adres 1] en [adres 2], een blikje frisdrank was aangetroffen met het DNA van de verdachte. De aangevers, [naam aangever 1] en [naam aangever 2], hadden aangifte gedaan van diefstal uit hun woningen, die aan elkaar verbonden waren en via dezelfde toegangsdeur bereikbaar waren. De verdachte verklaarde dat hij in de woningen was geweest om drugs te gebruiken met een vriend, en dat hij niets had gestolen. De rechtbank oordeelde dat het scenario van de verdachte niet onaannemelijk was, mede gezien de langere periode dat de woningen onbewoond waren.

De officier van justitie had gevorderd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard, maar de rechtbank was van mening dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor diefstal. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was en sprak de verdachte vrij. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de rechters T.M. Riemens, A. van Luijck en I. Tillema, en werd op 24 mei 2022 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/034821-22
Parketnummer TUL: 10/187790-21
Datum uitspraak: 24 mei 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] [1] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Ter Apel, HvB,
raadsman mr. J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel (2 weken gevangenisstraf) in de zaak onder parketnummer 10/187790-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft zij aangevoerd dat in één van de woningen een blikje frisdrank is aangetroffen met daarop het DNA van de verdachte, dat de woningen zijn doorzocht, dat er (waardevolle) goederen weg zijn genomen en dat de verdachte vaag is over hoe hij aan geld komt om cocaïne te kopen. De verklaring van verdachte dat hij mogelijk in de woningen is geweest, maar dat hij daar alleen maar is geweest om te gebruiken en niets heeft weggenomen, acht zij ongeloofwaardig.
4.1.2.
Beoordeling
Op 7 januari 2022 hebben aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] aangifte gedaan van diefstal uit hun woningen aan de [adres 1] en [adres 2] . Deze woningen zijn aan elkaar verbonden en te bereiken via dezelfde toegangsdeur. Aangever [naam aangever 1] was voor het laatst op 31 december 2021 in zijn woning geweest en aangever [naam aangever 2] op 5 januari 2022. Beide aangevers verklaren dat zij hun woning netjes hadden achtergelaten. Bij terugkomst in de woningen waren de woningen overhoop gehaald en hebben de aangevers spullen aangetroffen die niet van hen waren, waaronder een blikje Fanta en een blikje Pepsi. De blikjes zijn door het NFI onderzocht op DNA en op het blikje Fanta bleek het DNA van de verdachte te zitten. Op het blikje Pepsi zat DNA van een persoon, genaamd [naam] .
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat er spullen zijn gestolen uit de woningen aan de [straatnaam] en dat de verdachte in die woningen is geweest. Er is immers een Fantablikje met zijn DNA aangetroffen en de verdachte heeft verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode in woningen in Rotterdam is geweest om drugs te gebruiken met zijn vriend [naam] . Van deze vriend is eveneens DNA in de woning aangetroffen en bovendien zijn er mogelijke drugsresten in de woningen gevonden. Hoewel een Fantablikje een verplaatsbaar object is, acht de rechtbank het, mede gelet op deze omstandigheden, niet aannemelijk dat het blikje met daarop het DNA van de verdachte op een andere manier in de woning is gekomen dan door de verdachte zelf.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank echter van oordeel dat daarmee niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich ook aan diefstal heeft schuldig gemaakt. Het door de verdachte geschetste scenario, dat hij door zijn vriend mee is genomen naar de woningen om daar te gebruiken en dat hij uit die woningen niets heeft gestolen, kan niet als onaannemelijk terzijde worden geschoven, mede gezien de langere periode dat de woningen blijkens de aangiftes onbewoond waren.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het bevel tot voorlopige hechtenis is bij afzonderlijke beslissing van 24 mei 2022 opgeheven.

5..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 16 juli 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. T.M. Riemens, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J. van Biert en I. Raterman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De tweede griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, in of omstreeks de periode van 31 december 2021 tot en met 7 januari 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woningen gelegen aan de [adres 1] en/of [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
1. elektronica en/of elektronische apparaten en/of een paar schoenen en/of
2. een geldbedrag en/of condooms
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
1. [naam aangever 1] en/of
2. [naam aangever 2]
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Voetnoten

1.Volgens opgaaf van de verdachte ter terechtzitting (in de informatiestaat SKDB wordt het jaartal 1993 genoemd).