ECLI:NL:RBROT:2022:4638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
10/035257-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen poging woninginbraak en veroordeling voor diefstal en vernieling

Op 7 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 8 februari 2022 samen met anderen betrokken was bij een aantal strafbare feiten, waaronder diefstal uit een camper en een woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat het enkele feit dat een medeverdachte aan een schuifpui heeft gevoeld, onvoldoende is om te concluderen dat er een begin van uitvoering is gemaakt tot het plegen van een woninginbraak. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de poging tot woninginbraak.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een camper en een woning, waarbij hij en zijn medeverdachten verschillende waardevolle spullen hebben weggenomen. Bij de diefstal uit de woning heeft een medeverdachte een telefoon van het nachtkastje van de slapende bewoonster ontvreemd, wat een ernstige inbreuk op haar privacy en eigendomsrecht met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partij haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank ook heeft gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder niet voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/035257-22
Datum uitspraak: 7 juni 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Ter Apel,
raadsvrouw mr. P. Figge, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde (ten aanzien van feit 4 partieel vrijspraak voor braak, verbreking en/of inklimming);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1 - diefstal met braak en feit 4 - woninginbraak)
Het onder 1 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend, met uitzondering van het onder 4 ten laste gelegde ‘braak, verbreking en/of inklimming’. Deze feiten zullen, met uitzondering van voormelde bestanddelen, bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak (feit 3 - poging woninginbraak)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daarbij gewezen op de camerabeelden van de aangever. Die tonen dat de verdachte en zijn medeverdachten de tuin bij de woning betreden en dat een medeverdachte dan direct naar de schuifpui van de woning loopt en probeert om deze te openen.
4.2.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is het enkele feit dat een medeverdachte aan een schuifpui heeft gevoeld onvoldoende om te kunnen vaststellen dat naar uiterlijke verschijningsvorm sprake is geweest van een begin van de uitvoering van het voornemen tot het plegen een woninginbraak, ook niet als dit wordt bezien in samenhang met de andere ten laste gelegde feiten. Dat betekent dat een poging tot inbraak niet kan worden bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.3.
Bewijswaardering (feit 2 – beschadiging van een Toyota Yaris)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij geen aandeel heeft gehad in deze vernieling en dus niet kan niet worden aangemerkt als (mede)pleger.
4.3.2.
Beoordeling
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij twee mannen bij de Toyota Yaris heeft gezien, die voor het huis van zijn buren staat en heeft aan de politie camerabeelden van de camera in zijn carport laten zien. De man, die op deze camerabeelden te zien is, heeft hij zien wrikken aan de deur van een Toyota Yaris waarbij hij een schrapend geluid hoorde.
De verdachte is de persoon die op de camerabeelden te zien is. Mede gelet op het opvallende signalement van de verdachte heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de getuige [naam getuige] en leidt de rechtbank uit deze verklaring, in combinatie met de beelden, af dat de verdachte dus kennelijk heeft geprobeerd de Toyota open te breken. De Toyota is hierbij beschadigd want het portier bleek verbogen.
4.3.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van de feiten 1 en 4 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 8 februari 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, in/uit een camper, geparkeerd aan de Zekkenstraat, een geluidsbox,
dietoebehoorde aan [naam 1],
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
en die anderenzich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak ;
2
hij op 8 februari 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Toyota, type Yaris, voorzien van kenteken [kentekennummer]), die
aan [naam 2] toebehoorde
heeft beschadigd ;
4
hij op 8 februari 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
in/uit een woning gelegen aan de [adres 1],
- een iPhone en
- meerdere sieraden
,en
- een geldbedrag (van 515 euro) en
- een paspoort (op naam van [naam 3]),
die toebehoorden aan [naam 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 4
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 8 februari 2022 schuldig gemaakt aan het samen met anderen plegen van een beschadiging, een diefstal uit een camper en een diefstal uit een woning. Daarbij hebben verdachte en zijn medeverdachten verschillende spullen weggenomen. Bij de diefstal uit de woning, waarvan de bewoonster was vergeten haar achterdeur op slot te doen, heeft de medeverdachte uit de slaapkamer een telefoon van het nachtkastje ontvreemd, terwijl de bewoonster daar lag te slapen. Daarmee is, naast de inbreuk op andermans eigendomsrechten, sprake van een forse inbreuk op de privacy van de bewoonster. Dat zij erg geschrokken is van het feit dat een vreemde naast haar bed heeft gestaan, terwijl zij lag te slapen, acht de rechtbank zeer voorstelbaar. Woningen zijn bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Daarnaast zijn de eigenaar van de auto en de camper met schade aan hun voertuigen opgezadeld.
De verdachte en zijn mededaders hebben kennelijk alleen maar oog gehad voor het verzamelen van waardevolle spullen en zijn daarvoor op strooptocht gegaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 15 april 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van 24 mei 2022 van een medewerkster van welzijnsorganisatie perMens, zoals overgelegd op de terechtzitting door de raadsvrouw van de verdachte. Hieruit blijkt dat zij de verdachte sinds kort begeleidt, onder meer bij het vinden van een dagbesteding, en dat zij hem heeft aangemeld voor verslavingszorg en bij Vluchtelingenwerk.
De verdachte heeft zich bij de politie coöperatief opgesteld en hij heeft – ook op de terechtzitting – spijt betuigd voor de door hem gepleegde misdrijven.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank in strafvermeerderende zin rekening ermee dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband en (bij feit 1) van braak. De rechtbank heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin de verdachte zich bevindt, maar dat mag geen reden zijn om vermogensdelicten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier maanden passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde], ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 1.500,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 950,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsregeling.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren, omdat de vordering niet is onderbouwd en bovendien onduidelijk is of de schade door de verzekering wordt vergoed.
8.3.
Beoordeling
De vordering van de benadeelde partij is niet onderbouwd. Nu de vordering door de verdediging is betwist, zal nadere onderbouwing en eventueel bewijslevering moeten plaatsvinden, wat een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering worden verklaard.
De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal zij worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot op heden heeft gemaakt ter verdediging van de vordering. Die kosten worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op het moment dat de duur van de voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van de opgelegde straf;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en I. Tillema, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J. van Biert en I. Raterman, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffiers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I - Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit een camper, geparkeerd aan de Zekkenstraat, een geluidsbox, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam 1],
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto (merk Toyota, type Yaris, voorzien van kenteken [kentekennummer]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [naam 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om omstreeks 2:41 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning gelegen aan de [adres 2], geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [naam 4], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- de tuin van die [naam 4] behorende bij voornoemde woning heeft betreden en/of
- (vervolgens) aan de schuifpui van voornoemde woning heeft gevoeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 8 februari 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit een woning gelegen aan de [adres 1],
- een iPhone en/of
- een of meerdere sieraden en/of edelstenen en/of
- een geldbedrag (van 515 euro) en/of
- een paspoort (op naam van [naam 3]),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [naam 3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.