ECLI:NL:RBROT:2022:4737

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
C/10/634713 / KG RK 22-248
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek conservatoir bewijsbeslag wegens gebrek aan rechtmatig belang en fishing expedition

In deze beschikking van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 maart 2022, wordt het verzoek tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag afgewezen. Het verzoek is ingediend door Dutch Solar Systems BV (DSS) en een verzoeker die niet bij naam is genoemd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen rechtmatig belang is voor het verzoek, aangezien de verzoeker niet kan aantonen dat hij een concreet belang heeft bij het bewijsbeslag. De voorzieningenrechter wijst erop dat het enkele feit dat de verzoeker de uiteindelijke belanghebbende is van verschillende rechtspersonen, waaronder DSS, onvoldoende is om een rechtmatig belang te onderbouwen.

Daarnaast wordt het verzoek gekarakteriseerd als een fishing expedition, omdat DSS niet voldoende heeft onderbouwd waarom bewijsbeslag op e-mails noodzakelijk is. De voorzieningenrechter merkt op dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de e-mails relevante informatie bevatten die de lacunes in de administratie van DSS kunnen opvullen. Bovendien wordt er verwezen naar een eerder vonnis van de voorzieningenrechter in Amsterdam, maar de voorzieningenrechter concludeert dat dit vonnis geen rechtmatig belang voor het verzoek oplevert.

De voorzieningenrechter concludeert dat DSS, en ook de verzoeker, geen belang hebben bij het verzoek tot bewijsbeslag, en wijst het verzoek daarom af. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/634713 / KG RK 22-248
Beschikking van de voorzieningenrechter van 14 maart 2022
in de zaak van

1..[naam verzoeker ],

wonende te [woonplaats verzoeker],
2.
DUTCH SOLAR SYSTEMS BV,
gevestigd te Goor,
verzoekers,
advocaat mr. G.M.M. van Tilborg te Sittard
en
[naam gerekestreerde],
wonende te [woonplaats gerekestreerde],
gerekestreerde.
Partijen worden hierna aangeduid als [naam verzoeker ], DSS en [naam gerekestreerde].

1..De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter heeft op 8 maart 2022 een verzoek voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag en gerechtelijke bewaring met de aanstelling van een gerechtelijk bewaarder, met 10 producties ontvangen.
1.2.
Naar aanleiding van het verzoek heeft de voorzieningenrechter op 8 maart 2022 vragen vraag gesteld. Deze vragen zijn op 14 maart 2022 beantwoord. Bij dat antwoord was een productie 11 gevoegd.
1.3.
De inhoud van de overgelegde stukken wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.

2..De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter heeft gevraagd waarom [naam verzoeker ] verzoeker is en waarom de Wagnerbedrijven – Wagner Solar Ltd, Wagner Solar GmbH en Wagner Solar Gambia Ltd – geen verzoeker zijn. Het antwoord op die vraag luidt dat [naam verzoeker ] de uiteindelijk belanghebbende is.
Het enkele gegeven dat [naam verzoeker ] de uiteindelijke UBO is van verschillende in het verzoekschrift genoemde rechtspersonen, waaronder DSS, is echter onvoldoende om een concreet, en rechtmatig, belang te hebben bij dit bewijsbeslagverzoek. Kern van het, gestelde, verwijt dat [naam gerekestreerde] wordt gemaakt is immers dat zij fraude in een of meer van de genoemde bedrijven gepleegd heeft. [naam verzoeker ] was ook geen partij bij de zaak die tot de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel van 12 maart 2020 leidde, zodat het beroep daarop geen hout snijdt. Dit betekent dat het verzoek, voor zover het [naam verzoeker ] betreft, wordt afgewezen omdat een (direct) rechtmatig belang bij het verzoek ontbreekt.
2.2.
Voor zover DSS verzoeker is, wordt het volgende overwogen.
Het verzoek is ingegeven door, gestelde, wetenschap althans verdenking – het verzoek hinkt wat dat betreft een beetje op twee gedachten – van door [naam gerekestreerde] gepleegde fraude. Gevraagd is waarom er dan bewijsbeslag op e-mails gelegd moet worden. Het antwoord op die vraag luidde dat de administratie van DSS lacunes en hiaten bevat en dat deze door beslag te leggen op e-mails en dergelijke opgevuld en ingevuld kunnen worden. Dat er enige concrete aanleiding is om te vermoeden dat in e-mails en andere communicatievormen administratieve informatie te vinden valt die de hiervoor bedoelde lacunes en hiaten kunnen opvullen, laat DSS na te stellen en onderbouwen. Zo rijst bijvoorbeeld de vraag of en waarom bankgegevens op dit punt niet een begin van bewijs kunnen leveren. Dit leidt ertoe dat de voorzieningenrechter het verzoek in zoverre aanmerkt als een fishing-expedition.
2.3.
Op het punt van wetenschap althans verdenking van fraude doet DSS verder een beroep op een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 24 september 2019, meer in het bijzonder rechtsoverwegingen 4.4. en 5.3. van dat vonnis.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat daaruit geen (rechtmatig) belang voortvloeit. Anders dan DSS blijkbaar wil doen voorkomen bevat rechtsoverweging 4.4. niet meer dan een, niet onderbouwde, stelling van onder andere [naam verzoeker ] en DSS. Rechtsoverweging 5.3. bevat niet een verbod dat zo ver strekt dat het DSS de mogelijkheid wordt ontnomen om onderzoek te doen naar de zakelijke e-mails van [naam gerekestreerde] en mogelijke fraude. Bedoelde overweging verbiedt (onder ander) DSS om,
met inachtneming van wat onder 4.8. is overwogen over fraudeonderzoek(cursivering voorzieningenrechter), te doen wat vervolgens verder wordt uitgewerkt. De verwijzing naar 4.8. moet een verschrijving zijn omdat daarin niets wordt overwogen over een fraudeonderzoek. Dat staat wel in 4.9. waarin wordt overwogen dat het uit te spreken verbod niet in de weg staat aan een fraudeonderzoek door een onafhankelijk bureau. Uit de producties volgt dat er nadien in opdracht van [naam verzoeker ] onderzoeken zijn verricht die in twee gerechtelijke instanties niet als fraudeonderzoek en/of niet als onafhankelijk zijn aangemerkt. Dat betekent echter nog niet dat onafhankelijk fraudeonderzoek niet mogelijk is. DSS zwijgt daar overigens over.
2.4.
In randnummer 38 van het verzoek staat dat [naam verzoeker ] voor het kort geding waar het vonnis van 24 september 2019 op ziet, [naam] opdracht heeft gegeven de complete e-mailaccounts van [naam gerekestreerde] van DSS/Wagner te kopiëren en onder zich te houden en dat [naam] deze zich nog steeds onder zich houdt. Naar aanleiding hiervan heeft de voorzieningenrechter onder meer gevraagd waarom er dan geen afgiftevordering tegen [naam] wordt ingesteld. Het antwoord hierop luidt dat verzoekers vrezen dat wanneer [naam gerekestreerde] hier weet van krijgt, zij ervoor zal zorgdragen dat ook de data bij [naam] zal moeten worden vernietigd. Dat is de reden dat de data bij [naam] veilig gesteld moeten worden.
De voorzieningenrechter overweegt hierover dat DSS nalaat te stellen en te onderbouwen waarom [naam gerekestreerde] daartoe in staat moet worden geacht. Bij dat oordeel is in aanmerking genomen dat [naam verzoeker ], en niet [naam gerekestreerde], bedoelde kopie- en bewaaropdracht heeft gegeven en dat dit, naar wordt gesteld, vóór het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 24 september 2019 is gebeurd. Wat daar verder ook van zij, waarom [naam verzoeker ] en eventueel DSS als opdrachtgever(s) bedoelde gegevens niet bij [naam] kunnen weghalen, laten zij na te stellen en te onderbouwen en is gelet op de stellingen in randnummer 38 van het verzoek onbegrijpelijk. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat DSS (naast [naam verzoeker ]) zonder enige belemmering toegang tot bedoelde e-mailkopieën heeft. Dat brengt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het DSS (en overigens ook [naam verzoeker ] maar dat ten overvloede) aan belang bij dit verzoek ontbreekt.
2.5.
De overige bij een bewijsbeslag te toetsen vereisten van een rechtsbetrekking en bepaalde bescheiden hoeven, gelet op het hiervoor overwogene, geen (verdere) bespreking.

3..De beslissing

De voorzieningenrechter
Wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2022.
2009