ECLI:NL:RBROT:2022:4749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
C/10/637510 / KG ZA 22-346
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over verkoop van echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] over de verkoop van hun echtelijke woning. De partijen zijn op 27 september 1996 met elkaar gehuwd en hebben twee kinderen. Na de echtscheiding, uitgesproken op 28 juli 2021, is de gemeenschap van goederen gelast te verdelen. De woning, gekocht in 2002, is onderwerp van geschil, omdat [gedaagde] in de woning blijft wonen terwijl [eiseres] en de kinderen zijn verhuisd naar een sociale huurwoning. [eiseres] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot nakoming van de beschikking van de rechtbank, waarin is bepaald dat de woning verkocht moet worden, tenzij [gedaagde] deze kan overnemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] inmiddels stappen heeft ondernomen om de woning over te nemen, waaronder het inschakelen van een notaris en het verkrijgen van een taxatiewaarde van € 283.000,-. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] medewerking moet verlenen aan de overname van de woning, omdat het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van [eiseres] bij verkoop. De vordering van [eiseres] wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/637510 / KG ZA 22-346
Vonnis in kort geding van 15 juni 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. E.B. Doganer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.A.M. Koorn-Harkema te Leiden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 mei 2022, met producties 1 tot en met 16;
  • de brief van [eiseres] , met producties 17 tot en met 26;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6;
  • de brief van [eiseres] , met producties 27 en 28;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 1 juni 2022;
  • de pleitnota van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn op 27 september 1996 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren: op [geboortedatum 1] zoon [naam kind 1] en op [geboortedatum 2] dochter [naam kind 2] .
2.2.
In 2002 hebben partijen een woning gekocht aan de [adres] te Capelle aan den IJssel (hierna: de woning) voor een koopsom van € 133.544,- waar zij met hun kinderen hebben gewoond.
2.3.
[gedaagde] woont nog steeds in de woning. [eiseres] en de kinderen hebben de woning verlaten. Zij wonen thans in een sociale huurwoning.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 juli 2021, gewezen onder zaak- / rekestnummers C/10/603338 / FA RK 20-6653 en C/10/609926 / FA RK 20-9860, is onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en gelast de gemeenschap te verdelen op de wijze zoals weergegeven in de rechtsoverwegingen 2.8.9 tot en met 2.8.14 van de beschikking, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
In de beschikking is over woning en de daaraan gekoppelde hypothecaire lening, beleggingsrekening en levensverzekering het volgende overwogen:
“2.8.9. De man verzoekt de woning voorlopig onverdeeld te laten als hij niet in staat is de uitkoop van de vrouw te financieren. De vrouw wenst echter niet in een onverdeelde boedel te blijven. Niet duidelijk is of de man de overname van de woning kan financieren, omdat de woning is gefinancierd op basis van twee inkomens. Gezien het vorenstaande is partijen voorgehouden dat bij die stand van zaken de woning in het kader van de verdeling moet worden verkocht. Dit laat onverlet dat de man de woning alsnog overneemt.
2.8.10.
De rechtbank bepaalt dat dit geschiedt op de volgende wijze. Binnen twee weken na deze beschikking selecteert de vrouw drie makelaarskantoren en stuurt deze selectie naar de man. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week uit die selectie de verkopende makelaar. Daarna verrichten partijen zo spoedig mogelijk de volgende handelingen:
- invullen en ondertekenen van door de makelaar geleverde formulieren ten behoeve van de opdracht tot verkoop,
- aanleveren van door de makelaar verzochte documenten,
- betaling van hun deel van de aanbetaling aan de makelaar, binnen de gestelde betalingstermijn van de makelaar,
- leveren van een set sleutels aan de makelaar, binnen de door de makelaar gestelde termijn.
- meewerken aan het bepalen van de verkoopprijs of de vraag- en laatprijs, binnen de door de makelaar gestelde termijn,
- meewerken aan geplande bezichtigingen,
- zorgen dat huis en tuin verzorgd ogen voor iedere bezichtiging,
- alle andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en oplevering van de woning, waartoe zowel door de makelaar als in een later stadium door de notaris verzocht wordt, binnen de door hen gestelde termijnen,
- het tekenen van de koopovereenkomst,
- het meewerken aan de levering van de echtelijke woning via de notaris, waaronder het tekenen van de transportakte of een volmacht binnen de door de notaris gestelde termijn.
2.8.11
Bij dit alles geldt nog het volgende:
- voor het geval partijen niet in onderling overleg tot overeenstemming komen over de te hanteren verkoopprijs en of de vraag- en laatprijs, zal de makelaar deze bindend vaststellen, alsmede een eventuele wijziging van de te hanteren vraag- en laatprijs in geval verkoop uitblijft,
- in het geval de makelaar de verkoopprijs en/of vraag- en laatprijs bindend heeft vastgesteld, hanteren partijen deze bij de verkoop van de echtelijke woning aan een derde,
- partijen dragen de aan de verkoop verbonden kosten ieder bij helfte,
- als de makelaar de opdracht tot verkoop van de echtelijke woning teruggeeft wegens gebrek aan medewerking van de zijde van een van partijen, voldoet de niet­meewerkende partij de kosten die de makelaar in rekening brengt. Dit geldt ook voor schade en of extra onkosten veroorzaakt door het niet-meewerken van een partij bij de afwikkeling bij de notaris en door het niet correct opleveren van het huis aan kopers,
- met de verkoopopbrengst van de woning en de opbrengst van de polissen die zijn gekoppeld aan de hypothecaire lening wordt de hypothecaire lening afgelost. Als na aflossing een hypothecaire schuld resteert, dragen partijen deze gelijkelijk. Als na aflossing een overwaarde resteert, verdelen partijen deze gelijkelijk.”
2.5.
Tussen de advocaten is per e-mail gecorrespondeerd voor partijen. Bij e-mail van
4 augustus 2021 is (van de zijde van) [eiseres] aan (de advocaat van) [gedaagde] bericht dat drie makelaarskantoren zijn geselecteerd, te weten Van Herk Makelaardij, Ruseler Makelaars en Ooms Makelaars, allen kantoorhoudende te Capelle aan den IJssel. [gedaagde] is verzocht om binnen één week te laten weten welk makelaarskantoor hij wenst in te schakelen.
2.6.
Bij e-mail van 31 augustus 2021 heeft [gedaagde] aan [eiseres] laten weten dat hij kiest voor Ruseler Makelaars en ervan uitgaat dat partijen deze makelaar gezamenlijk moeten benaderen.
2.7.
In opdracht van [gedaagde] is, met het oog op het verkrijgen van financiering middels een hypothecaire geldlening van de ING-bank, een taxatierapport uitgebracht door
[persoon A] , werkzaam bij Taxatheek Rotterdam. [persoon A] heeft de waarde van de woning op 13 september 2021 getaxeerd op € 280.000,-.
2.8.
Bij e-mail van 1 november 2021 heeft [gedaagde] aan [eiseres] gevraagd of zij bereid is akkoord te gaan met de taxatiewaarde van € 280.000,- en bericht dat, indien [eiseres] daarmee akkoord gaat, [gedaagde] en zijn broer vervolgstappen kunnen ondernemen. Bij de e-mail is doorgestuurd een e-mailbericht van 31 oktober 2021 van
[persoon B] , financieel adviseur van [gedaagde] , waarin een link en gegevens zijn opgenomen om het taxatierapport van [persoon A] in te zien.
2.9.
Bij e-mail van 5 november 2021 heeft [eiseres] aan [gedaagde] meegedeeld dat [eiseres] de juistheid van het taxatierapport betwist en dat zij niet akkoord gaat met de voorgestelde waarde van € 280.000,-. Daarbij is erop gewezen dat de woning getaxeerd dient te worden door een door partijen in onderling overleg gekozen makelaar en dat deze de verkoop in gang dient te zetten.
2.10.
Op verzoek van partijen is een taxatie verricht door [persoon C] , werkzaam als taxateur bij Ruseler Makelaars te Capelle aan den IJssel. [persoon C] heeft op
2 maart 2022 een taxatierapport uitgebracht. Hij heeft de waarde van de woning op
22 februari 2022 getaxeerd op € 283.000,-.
2.11.
Bij e-mail van 6 maart 2022 heeft [eiseres] aan [persoon C] meegedeeld, onder verwijzing naar de eerder aan hem toegezonden beschikking van de rechtbank van 28 juli 2021, dat hij de verkoopprijs of de vraag- en laatprijs dient te bepalen. Hij is verzocht contact op te nemen met partijen om de verkoop van de woning verder ter hand te nemen.
2.12.
[persoon C] heeft aan [eiseres] laten weten de verkoop van de woning niet ter hand te zullen nemen.
2.13.
Bij e-mail van 18 april 2022 heeft [eiseres] aan [gedaagde] bericht dat de woning niet in de verkoop is gezet, omdat [gedaagde] dat niet wenst en de woning wenst over te nemen. Te kennen is gegeven dat [eiseres] daartegen geen bezwaar heeft, maar dat dit wel dient te gebeuren tegen een vast te stellen verkoopprijs. In verband hiermee heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om:
- Ruseler Makelaars schriftelijk opdracht te geven de woning in de verkoop te zetten,
- te bevestigen dat hij medewerking zal verlenen aan bezichtigingen van de woning,
- mee te werken aan het bepalen van de verkoopprijs of vraag- en laatprijs,
en, indien Ruseler Makelaars de verkoop van de woning niet ter hand wil nemen,
- één van de eerder voorgestelde makelaars te kiezen om de verkoop van de woning ter hand te nemen,
- die makelaar daartoe schriftelijk opdracht te geven,
- [eiseres] daarover te berichten, en
- die makelaar te verzoeken om in overleg met partijen een verkoopprijs of vraag- en laatprijs te bepalen.
2.14.
Bij e-mail van 16 mei 2022 heeft [gedaagde] aan [eiseres] meegedeeld dat ING-bank bereid is een offerte uit te brengen voor de levering van de woning aan [gedaagde] tegen de door Ruseler Makelaars vastgestelde taxatiewaarde, maar dat die offerte pas wordt opgesteld nadat een concept akte van verdeling en een concept akte van levering is gemaakt. Verzocht is te laten weten of [eiseres] bereid is om een notaris in te schakelen of een voorkeur heeft voor een notaris.
2.15.
Bij e-mail van 17 mei 2022 heeft [gedaagde] aan de [eiseres] meegedeeld dat [gedaagde] het transport van de woning zo snel mogelijk wil laten plaatsvinden en dat de kosten van de notaris voor zijn rekening komen. Te kennen is gegeven dat [gedaagde] gelet hierop zelf een notaris zou kunnen kiezen om de concept aktes op te stellen, maar omdat hij beducht is voor acties van [eiseres] het overleg heeft gezocht.
2.16.
Bij e-mail van 31 mei 2022 heeft [persoon B] aan de [eiseres] laten weten dat hij namens [gedaagde] en diens broer [persoon D] opdracht heeft gegeven aan Just Notarissen te Zoetermeer om concept aktes op te stellen ter zake van de verdeling en de overdracht van de woning. in verband daarmee is verzocht om gegevens van [eiseres] en een kopie van haar legitimatiebewijs te verstrekken aan de notaris.
2.17.
Tegen de beschikking van de rechtbank is op 8 september 2021 door [gedaagde] , en later ook door [eiseres] , hoger beroep ingesteld, waarbij in incident is verzocht om de werking van de beschikking te schorsen. In de hoofdzaak is primair verzocht te bepalen dat de echtelijke woning voor drie jaar onverdeeld blijft en subsidiair om een periode van zes maanden waarin [gedaagde] de mogelijkheden om de echtelijke woning over te nemen kan onderzoeken en tot uitvoering kan brengen. Bij beschikking in het incident van 8 december 2021 heeft het hof onder meer het verzoek van [gedaagde] tot schorsing van de onmiddellijke werking van de bestreden beschikking afgewezen en bepaald dat de behandeling van de zaak in hoger beroep zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum. De datum van de mondelinge behandeling in hoger beroep is inmiddels bepaald op 18 augustus 2022.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 juli 2021, gewezen onder zaak- en rekestnummer: C/10/603338 / FA RK 20-6653 en, in dit verband, [gedaagde] te veroordelen om uiterlijk binnen 5 dagen na betekening van het te wijzen vonnis:
- Van Herk Makelaardij, kantoorhoudende aan de Fluiterlaan 421 te (2903 HN) Capelle aan den IJssel of Ooms Makelaars, kantoorhoudende aan de Kanaalweg 61 te (2903 OR) Capelle aan den IJssel, uit te kiezen om de verkoop van de woning verder ter hand te nemen en zijn keuze aan [eiseres] bekend te maken;
- het gekozen makelaarskantoor opdracht te geven om de verkoop van de echtelijke woning in gang te zetten;
- zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning;
dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-, voor elke dag dat [gedaagde] in gebreke blijft met de nakoming daarvan, met een maximum van
€ 25.000,-;
II. te bepalen dat, bij gebreke van nakoming van en/of medewerking aan het onder I gevorderde, [eiseres] wordt gemachtigd om in plaats van [gedaagde] een van de voorgestelde makelaarskantoren uit te kiezen en die opdracht te geven de verkoop van de woning in gang te zetten en alle ter zake nodige handelingen te verrichten;
III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De vordering ziet op de tenuitvoerlegging van hetgeen waartoe [gedaagde] is veroordeeld in de hierboven (onder 2.4.) vermelde beschikking van deze rechtbank van
28 juli 2021 onder verwijzing naar de aangehaalde rechtsoverwegingen 2.8.9. tot en met 2.8.11. De voorzieningenrechter begrijpt die rechtsoverwegingen aldus dat [gedaagde] in het kader van de verdeling is veroordeeld tot verkoop van de woning, omdat niet duidelijk was of hij de overname van de woning kan financieren en van [eiseres] niet kan worden gevergd dat zij in een onverdeelde boedel blijft. Daarbij is een stappenplan gegeven om die verkoop te realiseren. Overname van de woning door [gedaagde] is evenwel ook mogelijk geacht. Daarvoor is echter geen stappenplan uiteengezet. De veroordeling komt er dus op neer dat de woning moet worden verkocht, tenzij [gedaagde] de woning kan overnemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof heeft de werking van de beschikking niet geschorst kort gezegd omdat [gedaagde] zijn belang daarbij onvoldoende heeft onderbouwd in het bijzonder wat betreft zijn mogelijkheid om de woning te financieren en omdat [eiseres] zich niet kan vinden in de door de ING-bank gehanteerde taxatiewaarde en het op de weg van [gedaagde] had gelegen om de woning te laten taxeren via de makelaar die op grond van de bestreden beschikking door partijen is aangewezen om de woning te verkopen.
4.2.
Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling als voormeld, hangende hoger beroep, uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van deze maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
4.3.
Deze laatste situatie doet zich thans voor, want na de beschikking van het hof is de onder 2.10 vermelde taxatie uitgebracht. Die taxatie is in opdracht van beide partijen verricht, wat een andere situatie oplevert dan ten tijde van de beoordeling van het incident in hoger beroep, want toen lag een taxatie voor opgemaakt door een taxateur in opdracht van [gedaagde] waarbij [eiseres] niet betrokken is geweest. Inmiddels is dat dus anders. De marktwaarde is getaxeerd op € 283.000,-. Geen grond wordt gezien voor het oordeel dat die taxatie onjuist zou zijn. Integendeel, die waarde lijkt reëel gelet op de uitkomst van de taxatie een half jaar eerder. Zonder onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien waarop [eiseres] haar stelling baseert dat de opbrengst van een woning in de vrije verkoop altijd hoger is dan de getaxeerde waarde. Haar bij de mondelinge behandeling ingenomen standpunt dat zij denkt aan een verkoopprijs die € 5.000,- hoger ligt, dus een verkoopprijs van € 288.000,-, is nergens op gestoeld en dat geldt ook voor het later door haar advocaat genoemde bedrag van € 20.000,- aan meeropbrengst bij verkoop. In het kader van deze kort geding procedure wordt geen ruimte geboden voor bewijslevering op dit punt.
4.4.
Anders dan ten tijde van de beoordeling van het incident in hoger beroep heeft [gedaagde] thans ook onderbouwd gesteld dat inmiddels verdergaande stappen zijn gezet om de overname van de woning te realiseren. (Zie onder 2.14., 2.15. en 2.16.) Naar het zich laat aanzien is inmiddels een notaris ingeschakeld om de benodigde aktes op te maken en [eiseres] is benaderd om hieraan medewerking te verlenen.
4.5.
Mede gelet op hetgeen hieromtrent is overwogen in de beschikking van de rechtbank van 28 juli 2021 mag van [eiseres] worden verwacht dat zij medewerking verleent aan de overname van de woning met het oog op de verdeling. Naar het de voorzieningenrechter voorkomt zal [eiseres] zich daarbij moeten committeren aan de uitkomst van de mede in opdracht van haarzelf verrichte taxatie. Dat is ook van belang omdat een dergelijke taxatie tegenwoordig veelal bepalend is voor het maximale bedrag dat met een hypothecaire geldlening gefinancierd kan worden. Zonder voldoende solide onderbouwing van haar kant dat zij substantieel tekort wordt gedaan als bij de overname uitgegaan wordt van de getaxeerde waarde van € 283.000,- is gebrek aan medewerking bij de overname en blijven aansturen op vrije verkoop bij de huidige stand van zaken niet gerechtvaardigd.
4.6.
Daarom wordt de vordering afgewezen. Daarbij weegt mee dat het belang van [gedaagde] om door middel van overname te realiseren dat hij in de woning kan blijven wonen meer gewicht in de schaal legt dan het door [eiseres] gestelde belang bij verkoop van de woning. De vermeende meerwaarde die de woning bij verkoop zal opleveren, moet immers tussen partijen in beginsel bij helfte worden verdeeld, zodat [eiseres] reeds hierom waarschijnlijk financieel niet veel wijzer wordt door verkoop. Daar staat tegenover dat [gedaagde] bij verkoop zijn woning zal verliezen, waarna het voor hem hoogstwaarschijnlijk niet gemakkelijk zal zijn om een betaalbare vergelijkbare huurwoning te vinden. Een oplossing kan zijn het kopen van een andere woning, maar daar zijn kosten aan verbonden die [gedaagde] niet zal hebben als hij in de woning kan blijven. Los van de door [gedaagde] aangevoerde emotionele band met de woning, omdat hij naar eigen zeggen offers heeft gemaakt, zijn hart en ziel in de woning heeft gestoken, en er graag wil blijven wonen, ook om er in de toekomst zijn kinderen weer te kunnen ontvangen, zijn er dus redenen waarom overname beter is dan verkoop van de woning. [gedaagde] moet die mogelijkheid worden geboden, waarbij voorts van betekenis is dat over twee maanden een mondelinge behandeling zal gaan plaatsvinden bij het hof, waarna naar verwachting binnen afzienbare tijd uitspraak zal worden gedaan in de hoofdzaak in hoger beroep. Dit is mede redengevend om de gevraagde voorziening niet te treffen.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
wijst de vordering af;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.
533/1573