Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser 1] ,
1..De procedure
- het tussenvonnis van 18 augustus 2021 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde processtukken,
- de akte overleggen productie 4 aan de zijde van [eiser 1] c.s.,
- de akte houdende bewijslevering aan de zijde [gedaagde] ,
- het B-16 formulier van 20 december 2021 aan de rechtbank, waarin [gedaagde] aangeeft dat hij afziet van de mogelijkheid tot het horen van getuigen, met het verzoek aan de rechtbank om de zaak aan te houden wegens overleg over een minnelijke regeling tussen partijen,
- het B-16 formulier van 23 februari 2022, waarin [eiser 1] c.s. aangeven dat partijen geen minnelijke regeling hebben bereikt, met het verzoek aan de rechtbank om vonnis te wijzen,
- de akte uitlating productie aan de zijde van [gedaagde] .
2..De verdere beoordeling
de rechtbank begrijpt: de appartementen 425 A I en 425 B) met een mondelinge koopovereenkomst hebben gekocht en dat dit meebrengt dat het aan [eiser 1] c.s. is om aan te tonen dat zij deze appartementen in een andere staat hebben gekocht dan waarin deze zich thans bevinden. Daarnaast stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat indien [eiser 1] c.s. na het sluiten van de koopovereenkomst er achter zou zijn gekomen dat de indeling van de appartementen anders is dan deze op basis van de splitsingsakte- en tekening zou moeten zijn, dit voor rekening en risico van [eiser 1] c.s. dient te komen, omdat [eiser 1] c.s. in dat geval niet voldaan hebben aan hun onderzoeksplicht. Dit klemt volgens [gedaagde] te meer, nu de huidige indeling van de appartementen naar objectieve maatstaven geschikt is voor normaal gebruik. De vorderingen van [eiser 1] c.s. zouden dan ook, volgens [gedaagde] , moeten worden afgewezen.
1.126,00(2 punten × tarief € 563,00)