ECLI:NL:RBROT:2022:4785

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
C/10/630326 / JE RK 21-3269 en C/10/630819 / JE RK 21-3358
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in twee verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) betreffende de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de ouders van [naam kind], de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De moeder is bijgestaan door haar advocaat mr. G.E. van der Pols en de vader door mr. C.W.F. Jansen. De kinderrechter heeft de zaken met gesloten deuren behandeld, waarbij de GI, de ouders en hun advocaten aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] door de ouders wordt uitgeoefend en dat [naam kind] bij de vader woont. De ondertoezichtstelling van [naam kind] was eerder verlengd tot 22 februari 2023, en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader was verlengd tot 13 juni 2022. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlengen voor zes maanden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de ouders positieve ontwikkelingen vertonen en dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind].

De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlengen afgewezen, omdat de ouders al de zorg over [naam kind] delen en de hulpverlening accepteren. Tevens is het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening afgewezen, omdat dit verzoek door de GI was ingetrokken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders blijven werken aan hun communicatie en het belang van [naam kind] vooropstellen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/630326 / JE RK 21-3269 en C/10/630819 / JE RK 21-3358
datum uitspraak: 12 mei 2022

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2020 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 17 januari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI met bijlage van 4 mei 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 12 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.E. van der Pols,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.W.F. Jansen,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 17 januari 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 22 februari 2023. De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 januari 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader verlengd tot 13 juni 2022. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Tevens is het verzoek met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleeggezin aangehouden.

Het verzoek

Zaaknummer C/10/630326 / JE RK 21-3269
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Dit deel van het verzoek is reeds volledig verleend. De GI heeft tevens verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader te verlengen voor de duur van zes maanden. Een periode van twee maanden resteert.
Zaaknummer C/10/630819 /JE RK 21-3358
De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van zes maanden. De GI heeft haar verzoek ten aanzien van de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg bij brief van 4 mei 2022 ingetrokken.
De GI heeft ter zitting het overige verzochte ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader gehandhaafd. De GI heeft haar verzoek als volgt toegelicht. Het gaat goed met [naam kind]. Hij gaat naar de kinderopvang en ontwikkelt zich goed. De ouders zijn gestart met SCHIP-therapie. Het lijkt dat de ouders zich houden aan de veiligheidsafspraken die zijn gesteld door de GI. Echter zoeken de ouders elkaar nog veel op. Dit is een punt van aandacht, omdat hierdoor de situatie snel kan escaleren, zoals is gebleken in het verleden. Er worden positieve ontwikkelingen gezien, maar er is nog veel werk te verrichten. Zowel de GI als de ouders hebben als doel co-ouderschap. Er dienen praktische afspraken te worden gemaakt om hiertoe te kunnen overgaan. Van belang is dat er een zorgregeling op papier komt, eventueel vastgesteld door de rechtbank. Het SCHIP-traject dient te worden voortgezet en beide ouders ontvangen opvoedondersteuning. De moeder heeft zorgen geuit over het alcoholgebruik van de vader. Voor zover bij de GI bekend, houdt de vader zich aan de afspraken hieromtrent. De GI handhaaft het resterende deel van het verzoek. De reden hiervoor is dat de GI het noodzakelijk acht dat indien [naam kind] bij de vader is, hij ook omgang met de moeder heeft en dat dat goed verloopt. Het contact tussen de moeder en [naam kind] verloopt tot op heden goed, wel is dat een prille ontwikkeling. De resterende twee maanden dienen ook te worden gebruikt om een zorgregeling op papier te zetten zodat er duidelijkheid is voor alle partijen.

De standpunten

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De omgang met [naam kind] loopt goed. Tussen de ouders gaat het middels de inzet van SCHIP-therapie ook goed. Het is belangrijk dat zij goed blijven communiceren en respectvol naar elkaar zijn. Beide ouders hebben belang bij een goede communicatie omtrent [naam kind]. De ouders zullen transparant moeten zijn en zich moeten inzetten voor de voortzetting van het SCHIP-traject. De ouders zijn het eens over co-ouderschap. Voor moeder is het essentieel dat het hoofdverblijf van [naam kind] weer bij haar is. De moeder verblijft momenteel in een begeleid wonen traject voor drie tot zes maanden en zal daarna elders moeten wonen. Er zal daarom binnenkort een urgentieaanvraag worden gedaan voor een eigen woning. Indien [naam kind] dan officieel nog bij de vader woont vanwege de machtiging tot uithuisplaatsing, zal zij een éénkamerwoning toegewezen krijgen. Het is echter van belang dat zij een woning krijgt toegewezen waarin [naam kind] zijn eigen kamer zal hebben. Feitelijk gezien is er nu al co-ouderschap en is de machtiging uithuisplaatsing ook niet meer nodig. Het is essentieel voor de moeder dat zij een passende woning krijgt zodat ze aan haar toekomst kan werken.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek. Het gaat goed met [naam kind] bij de vader. De vader en [naam kind] ervaren een ritme waar beiden gebaat bij zijn. De vader acht het van belang dat de SCHIP-therapie voortgezet wordt. De therapie maakt de situatie rustiger waardoor het motivatie oplevert voor de ouders om met elkaar te communiceren in het belang van [naam kind]. De vader kan zich in het verzoek van de GI vinden, maar vindt het ook belangrijk dat de moeder via een urgentie-aanvraag een passende woning voor haar en [naam kind] krijgt. De vader vindt daarom dat de machtiging uithuisplaatsing niet dient te worden verlengd. De vader wil co-ouderschap met de moeder en vindt het belangrijk dat het co-ouderschapplan vastgelegd gaat worden. De vader is trots op de stappen die de moeder zet en heeft er vertrouwen in dat middels de SCHIP-therapie de onderlinge communicatie en daarmee de situatie zal verbeteren.

De beoordeling

C/10/630326
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ouders een positieve ontwikkeling laten zien. De ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] is gelegen in de thuissituatie. In het verleden is gebleken dat er sprake is van een verstoorde relatie tussen de ouders en van huiselijk geweld. Er is recentelijk gestart met SCHIP-therapie, waar beide ouders baat bij hebben. De ouders laten zien dat ze het beste voor [naam kind] willen. Er moet hard gewerkt worden om de stijgende lijn voort te zetten en de ouders moeten daarvoor hun best blijven doen. Tevens waren er grote zorgen over de psychische gesteldheid van de moeder. Hiervoor ontvangt de moeder hulpverlening en slikt zij medicijnen. In deze ontwikkeling vertoont de moeder eveneens een stijgende lijn. De moeder verblijft nu bij een begeleid wonen traject en zal voor daarna ergens anders moeten gaan wonen
De kinderrechter acht het standpunt van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met twee maanden te verlengen niet onbegrijpelijk. Wel vindt de kinderrechter het van groot belang dat de moeder straks kan beschikken over een woning die geschikt is voor haar en [naam kind] en van waaruit zij een goede start kan maken.
Gelet hierop en in aanmerking nemende dat de ouders de hulpverlening accepteren die hen wordt aangeboden, feitelijk al de zorg over [naam kind] delen en de jeugdbeschermer betrokken blijft in het kader van de ondertoezichtstelling, wijst de kinderrechter het verzoek af om de machtiging uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader te verlengen. Van groot belang is wel dat de ouders zich blijven inzetten om de communicatie te verbeteren en het belang van [naam kind] voorop blijven stellen. De uithuisplaatsing van [naam kind] is niet langer noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
C/10/630819
De kinderrechter stelt vast dat de GI het verzoek betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg bij briefrapportage van 4 mei 2022 heeft ingetrokken. Als gevolg hiervan kunnen de gronden van het resterende deel van het verzoek niet meer onderzocht worden. Om die reden wijst de kinderrechter dit verzoek af.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het resterende deel van het verzoek met zaaknummer C/10/630326 af;
wijst het verzoek met zaaknummer C/10/630819 af;
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.J.E. van der Veer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022.
Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 23 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.