In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in twee verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) betreffende de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de ouders van [naam kind], de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De moeder is bijgestaan door haar advocaat mr. G.E. van der Pols en de vader door mr. C.W.F. Jansen. De kinderrechter heeft de zaken met gesloten deuren behandeld, waarbij de GI, de ouders en hun advocaten aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] door de ouders wordt uitgeoefend en dat [naam kind] bij de vader woont. De ondertoezichtstelling van [naam kind] was eerder verlengd tot 22 februari 2023, en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader was verlengd tot 13 juni 2022. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlengen voor zes maanden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de ouders positieve ontwikkelingen vertonen en dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind].
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader te verlengen afgewezen, omdat de ouders al de zorg over [naam kind] delen en de hulpverlening accepteren. Tevens is het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening afgewezen, omdat dit verzoek door de GI was ingetrokken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders blijven werken aan hun communicatie en het belang van [naam kind] vooropstellen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022.