ECLI:NL:RBROT:2022:4814
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bij intrekking bijstandsuitkering wegens vermogen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 juni 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die in bezwaar was gegaan tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De intrekking vond plaats op grond van de Participatiewet, omdat verweerder van mening was dat verzoekster over te veel vermogen beschikte. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.
Tijdens de zitting op 9 juni 2022 is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang niet voldoende aannemelijk was. Uit de overgelegde bankafschriften bleek dat verzoekster over een vermogen beschikte dat zij voor haar levensonderhoud kon gebruiken, en bovendien was er een betalingsregeling getroffen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster in staat was om haar vermogen te gebruiken om af te lossen op de terugvordering, wat haar situatie zou kunnen verbeteren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen evident onrechtmatig besluit was vastgesteld. Verzoekster had niet aangetoond dat zij niet op de hoogte was van de noodzaak om bewijsstukken over haar vermogen in te dienen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het indienen van dergelijke stukken standaard onderdeel is van de aanvraagprocedure voor bijstandsuitkeringen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.