ECLI:NL:RBROT:2022:486
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor maatschappelijke opvang van verzoeker en zijn zoon
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft samen met zijn 3-jarige zoon maatschappelijke opvang aangevraagd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Verzoeker heeft drie dagen per week de zorg voor zijn zoon, maar kan deze zorg niet adequaat vervullen door zijn dakloosheid. Hij heeft zich op 11 oktober 2021 gemeld bij Centraal Onthaals, maar zijn aanvraag voor gezamenlijke opvang met zijn zoon is op 25 oktober 2021 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker en zijn zoon beiden opvang hebben, zij het niet samen, en dat er geen acute noodsituatie is die een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoeker op een andere manier invulling kan geven aan zijn gezinsleven met zijn zoon, en dat de huidige situatie niet zodanig urgent is dat hij niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaarschrift. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.