8.2De voorzieningenrechter stelt vast dat [naam 1] gedurende het hele schooljaar 2020/2021 door zijn vader is gebracht en opgehaald. De vader draaide toen nachtdiensten en als hij thuis kwam dan sliep hij een paar uurtjes, bracht dan zijn zoon naar school, vervolgens sliep hij weer een paar uurtjes en haalde dan zijn zoon weer op van school. Volgens de vader kon hij dit niet meer volhouden. Hij heeft nu een andere baan waarbij hij overdag werkt.
De voorzieningenrechter overweegt dat er voor het schooljaar 2020/2021 geen sprake is van een bijzonder geval. Gedurende dit hele schooljaar heeft de vader [naam 1] naar school gebracht en opgehaald. De problemen met het vervoer zijn pas ontstaan vanaf het moment dat de vader een nieuwe baan heeft en dan ook pas vanaf 10 januari 2022, de eerste schooldag in 2022.
9. Verweerder heeft daarom de aanvraag om aangepast vervoer voor het schooljaar 2020/2021 kunnen afwijzen.
10. De voorzieningenrechter is deze uitspraak begonnen met de vaststelling dat deze procedure alleen maar ziet op het schooljaar 2020/2021. Zij vraagt zich echter af of dit voor eiseres wel duidelijk is geweest. In het primaire besluit is de aanvraag afgewezen, maar daarbij heeft verweerder niet vermeld dat het besluit alleen ziet op het schooljaar 2020/2021. Eiseres heeft in oktober 2020 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij werd tijdens de bezwaarprocedure niet bijgestaan door een gemachtigde. De bezwaarprocedure heeft vervolgens heel lang geduurd en zelfs zó lang dat er inmiddels een nieuw schooljaar is gestart. Eiseres heeft al die tijd de besluitvorming van verweerder afgewacht. Het bestreden besluit is pas op 14 december 2021 genomen en ook daarin staat niet vermeld dat het besluit alleen maar ziet op het schooljaar 2020/2021. Eiseres heeft uiteindelijk pas eind 2021 contact gelegd met het juridisch loket en zij wordt nu bijgestaan door een professioneel gemachtigde.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de ouders door deze gang van zaken klem zijn komen te zitten. Zij vindt het aannemelijk dat het de ouders van [naam 1] tijdens de zitting pas voor het eerst duidelijk is geworden dat zij een nieuwe aanvraag moeten indienen voor het schooljaar 2021/2022. Zij moeten hiervoor ook nog allerlei gegevens aanleveren. In de tussentijd zit [naam 1], een 7-jarig, kwetsbaar jongetje, thuis omdat zijn ouders op dit moment geen mogelijkheden zien om hem naar school te brengen en op te halen, iets wat de voorzieningenrechter op het eerste gezicht niet onaannemelijk voorkomt. De voorzieningenrechter vindt dit een onwenselijke situatie. Zij ziet daarom aanleiding om ambtshalve (uit zichzelf) een voorlopige voorziening te treffen. Omdat het een voorlopige voorziening is die ambtshalve wordt getroffen, kan de voorzieningenrechter in dat geval wél een voorziening treffen die ziet op een toekomstige periode.
12. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de ouders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het schoolbezoek van hun zoon. Zij moeten dus hun best doen om zelf een oplossing te vinden en, als dat niet lukt, om dat met bewijsstukken de onderbouwen.
De voorzieningenrechter geeft de ouders daarbij het volgende in overweging:
- Zij moeten zo spoedig mogelijk een aanvraag leerlingenvervoer indienen voor het schooljaar 2021/2022;
- Eiseres heeft kort voor de zitting een brief overgelegd van het IJsselland ziekenhuis, waarin staat dat zij gediagnosticeerd is met het hypermobiliteitssyndroom. Deze informatie dateert echter uit 2019. Het ligt op de weg van eiseres om met recentere informatie te komen over haar medische situatie en of haar medische situatie haar belemmert om haar zoon naar school te brengen en op te halen. Deze informatie moet bovendien van een medisch deskundige komen (dus bijvoorbeeld van de behandelend specialist uit het ziekenhuis en/of van de huisarts, niet van de adjunct-directeur van de school);
- Uit de arbeidsovereenkomst van de vader blijkt dat hij een arbeidsduur heeft van 24 uur per week, waarbij de mogelijkheid bestaat om de werktijden in samenspraak met de werkgever flexibel in te delen. De vader moet met zijn werkgever onder-zoeken in hoeverre het mogelijk is om pas vanaf 9 uur te beginnen, zodat hij zijn zoon zelf naar school kan brengen;
- De ouders moeten contact te leggen met de leerplichtambtenaar. De leerplicht-ambtenaar heeft namelijk ook als taak om samen met de school en de ouders te zoeken naar oplossingen voor problemen met de leerplicht;
- De ouders moeten contact leggen met het wijkteam. Samen met het wijkteam zou ook kunnen worden gekeken naar de mogelijkheid voor eiseres om een scootmobiel (of ander alternatief vervoermiddel) aan te vragen, als zij vanwege haar medische situatie niet in staat is om lopend langere afstanden af te leggen;
- De ouders moeten ook uitleggen welke mensen zij in hun sociale netwerk hebben (bijvoorbeeld familie, vrienden, ouders van mede-leerlingen) en waarom die niet in staat zouden zijn om hen te helpen bij het vervoer;
- De ouders moeten bovenstaande punten zoveel mogelijk onderbouwen met bewijsstukken.
De voorzieningenrechter verwacht van verweerder dat hij de ouders zal helpen met het leggen van bepaalde contacten, zoals met het wijkteam en de leerplichtambtenaar, en met het voortvarend behandelen van – en beslissen op – een nieuwe aanvraag voor het lopende schooljaar.
Daarbij moet het belang van [naam 1] bij partijen voorop staan.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond en het verzoek van eiseres om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
14. De voorzieningenrechter treft ambtshalve de voorziening dat verweerder aan eiseres een vervoersvoorziening verstrekt in de vorm van aangepast vervoer (collectief vervoer/taxi- vervoer) voor de zoon voor de duur van 4 weken. Deze 4 weken gaan in vanaf de eerste dag dat de zoon ook daadwerkelijk naar school wordt vervoerd. Hierbij wordt uitgegaan van het vervoer van de zoon naar [naam school] omdat hij deze school al bezoekt.