ECLI:NL:RBROT:2022:4917

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
9669861
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij renovatie woning en de vraag naar de contractspartij

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2022, heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen een eiseres en een gedaagde met betrekking tot renovatiewerkzaamheden aan de woning van de eiseres. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H. Romeijn, vorderde een schadevergoeding van € 14.845,00 inclusief btw, alsook buitengerechtelijke kosten en kosten van deskundigenonderzoek, omdat de gedaagde, die onder de naam [naam bedrijf] opereert, volgens haar tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk. De gedaagde betwistte echter dat er een overeenkomst met de eiseres tot stand was gekomen en stelde dat hij nooit werkzaamheden had uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet had aangetoond dat er een overeenkomst van aanneming van werk was gesloten met de gedaagde. De rechter concludeerde dat de eiseres haar vordering niet kon onderbouwen, aangezien de feiten en omstandigheden eerder leken te wijzen op een overeenkomst tussen de eiseres en een derde partij, [persoon A], die geen gemachtigde was van de gedaagde. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 50,00 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9669861 \ CV EXPL 22-3698
datum uitspraak: 17 juni 2022 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. H. Romeijn,
tegen
[gedaagde] , die handelt onder de naam [naam bedrijf],
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 januari 2022, met producties;
  • het antwoord, met één productie;
  • het vonnis van 28 februari 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van [eiseres] van 12 mei 2022, met producties.
1.2.
Op 23 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigde van [eiseres] besproken.

2..De feiten

2.1.
Op 24 maart 2021 is vanaf het e-mailadres [naam e-mailadres] een offerte aan [eiseres] gezonden met betrekking tot uit te voeren renovatiewerkzaamheden in de woning van [eiseres] aan de [adres] in Rotterdam.
2.2.
De renovatiewerkzaamheden zijn in april 2021 aangevangen.
2.3.
Op 6 juli 2021 heeft [eiseres] een brief verzonden, gericht aan ‘ [naam bedrijf] ’. De inhoud van deze brief luidt - voor zover van belang - als volgt:
“(…) Geachte heer [gedaagde] ,
Helaas bent u nog niet alle verplichtingen uit de overeenkomst nagekomen.
Er zijn nog een aantal punten niet hersteld of afgewerkt
Helaas is het werk nog niet (helemaal) af/ hersteld. U heeft onderstaande punten namelijk nog niet hersteld of afgewerkt:
(…)
Zorgt u ervoor dat u binnen 14 dagen uw verplichtingen bent nagekomen?
Ik vind het belangrijk dat de punten snel hersteld worden. Volgens mij is 14 dagen voor de genoemde punten redelijk. Door dit op tijd te doen voorkomt u dat u in verzuim raakt. Ook voorkomt u dat ik verdere stappen ga nemen. Deze brief geldt dus als een ingebrekestelling. Ik hoop de situatie samen met u op te lossen. (…)”
2.4.
In opdracht van [eiseres] heeft een deskundige van DEKRA Experts de uitgevoerde renovatiewerkzaamheden in de woning van [eiseres] beoordeeld. De deskundige heeft in zijn rapport van 29 november 2021 geconcludeerd dat er geen sprake is van goed en deugdelijk werk en dat alle uitgevoerde werkzaamheden gebrekkig zijn en opnieuw uitgevoerd dienen te worden.
2.5.
Op 9 december 2021 heeft [eiseres] (nogmaals) een ingebrekestelling aan [gedaagde] gezonden en hem gesommeerd binnen vier weken na ontvangst van de ingebrekestelling tot nakoming en herstel van de gebreken over te gaan. Bij e-mail van 10 januari 2022 heeft de gemachtigde van [eiseres] medegedeeld niet langer nakoming en herstel te vorderen, maar een vervangende schadevergoeding van € 14.845,00 inclusief btw.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 14.845,00 inclusief btw aan vervangende schadevergoeding, € 923,45 aan buitengerechtelijke kosten en € 2.541,00 aan kosten van het deskundigenonderzoek, met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. Tussen [eiseres] en [gedaagde] is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen ten aanzien van de renovatie van de woning van [eiseres] . [gedaagde] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichting uit hoofde van deze overeenkomst, nu er sprake is van een groot aantal gebreken ten aanzien van het uitgevoerde werk en [gedaagde] - ondanks ingebrekestelling - niet tot herstel daarvan is overgegaan. [eiseres] heeft op 10 januari 2022 schriftelijk aan [gedaagde] kenbaar gemaakt niet langer nakoming/herstel te vorderen, maar aanspraak te maken op een vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 BW ten bedrage van € 14.845,00 inclusief btw. [eiseres] maakt bovendien op grond van artikel 6:96 BW aanspraak op betaling van de kosten van het in opdracht van [eiseres] uitgevoerde deskundigenonderzoek van € 2.541,00 en een bedrag van € 923,45 aan buitengerechtelijke kosten.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert daartoe aan dat hij geen overeenkomst van aanneming van werk met [eiseres] is aangegaan. Tussen het bedrijf van [gedaagde] - [naam bedrijf] - en [eiseres] is geen enkele overeenkomst tot stand gekomen. [gedaagde] heeft nooit de genoemde renovatiewerkzaamheden uitgevoerd en heeft ook geen afspraken gemaakt met [eiseres] , geld van [eiseres] ontvangen of contact met [eiseres] gehad. Om die reden heeft [gedaagde] ook geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd. [eiseres] is een kennis van [persoon A] , de vader van [gedaagde] (hierna: ‘ [persoon A] ’). [persoon A] heeft wel werkzaamheden uitgevoerd in de woning van [eiseres] . Tussen [persoon A] en [eiseres] is een geschil ontstaan, maar dat staat volledig los van [gedaagde] en zijn bedrijf. [persoon A] is niet gemachtigd namens [gedaagde] of in naam van [naam bedrijf] werkzaamheden uit te voeren.

4..De beoordeling

4.1.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat een overeenkomst van aanneming van werk tot stand is gekomen tussen haar en [gedaagde] , althans diens onderneming [naam bedrijf] . Door [gedaagde] is gemotiveerd betwist dat enige overeenkomst tussen hem en [eiseres] tot stand is gekomen.
4.2.
Tegenover de betwisting door [gedaagde] rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiseres] de bewijslast van haar stelling dat een overeenkomst tussen haar en [gedaagde] tot stand is gekomen. In dat kader heeft [gedaagde] ter mondelinge behandeling verklaard dat de offerte ten aanzien van de renovatiewerkzaamheden verzonden is vanaf het e-mailadres van [naam bedrijf] , de onderneming van [gedaagde] . Het enkele feit dat de offerte verzonden is vanaf het e-mailadres van [naam bedrijf] impliceert echter nog niet dat daarmee een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, vooral niet nu op de offerte zelf geen enkele naam van de offrerende partij vermeld staat. Bovendien is van belang dat door [gedaagde] onweersproken is gesteld dat de e-mail van 24 maart 2021 met de offerte door [persoon A] is verzonden vanaf de laptop van [gedaagde] , wiens e-mailbox op dat moment nog geopend was, hetgeen verklaart waarom de e-mail is verzonden vanaf het e-mailadres van [naam bedrijf] .
4.3.
Voorts is door [eiseres] ter mondelinge behandeling ook verklaard dat het [persoon A] is geweest, die - voorafgaand aan het toezenden van de offerte - bij haar thuis langs is geweest en zij te allen tijde enkel contact met [persoon A] heeft gehad en nimmer met [gedaagde] . Daarnaast heeft [eiseres] erkend dat zij WhatsApp-berichten van [persoon A] ontving op het moment dat er onderdelen van de werkzaamheden waren afgerond, waarna [eiseres] contant aan [persoon A] heeft betaald voor die betreffende werkzaamheden. Deze omstandigheden vormen naar het oordeel van de kantonrechter sterke aanwijzingen dat [eiseres] de gestelde overeenkomst met [persoon A] is aangegaan. Dat vindt bovendien steun in het feit dat [eiseres] haar ingebrekestelling van 6 juli 2021 ook heeft gericht aan [persoon A] , waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres] er destijds kennelijk ook zelf van uit ging dat [persoon A] haar contractspartij was. Van belang daarbij is dat door [gedaagde] onweersproken is gesteld dat [persoon A] niet gemachtigd was namens [gedaagde] of in naam van [naam bedrijf] werkzaamheden uit te voeren.
4.4.
[eiseres] heeft gesteld dat [gedaagde] , samen met zijn vader, renovatie-werkzaamheden heeft uitgevoerd en heeft in dat kader aangeboden getuigen te horen die kunnen bevestigen dat [gedaagde] daadwerkelijk zelf werkzaamheden heeft verricht. Op [eiseres] rust echter de bewijslast van haar stelling dat zij een overeenkomst met [gedaagde] heeft gesloten en uitdrukkelijk níet van de stelling dat [gedaagde] zelf werkzaamheden in de woning van [eiseres] heeft uitgevoerd. Indien en voor zover [gedaagde] daadwerkelijk zelf werkzaamheden in de woning van [eiseres] heeft uitgevoerd, betekent dit nog niet dat er sprake is van een contractuele relatie tussen partijen. Het is immers niet ongebruikelijk dat aannemers hulppersonen inschakelen bij de uitvoering van hun werkzaamheden. In dat kader heeft [gedaagde] bovendien ter mondelinge behandeling ook erkend dat hij [persoon A] enkele malen heeft geholpen bij de werkzaamheden. Het bewijsaanbod van [eiseres] is dan ook niet ter zake dienende omdat, als [eiseres] er in zou slagen te bewijzen dat [gedaagde] in meer of mindere mate werkzaamheden heeft verricht in de woning van [eiseres] , dit geen bewijs van het bestaan van een overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] oplevert en in zoverre niet tot toewijzing van de vordering van [eiseres] kan leiden. Het door [eiseres] gedane bewijsaanbod zal om die reden worden gepasseerd.
4.5.
Op basis van hetgeen [eiseres] tot dusverre heeft gesteld staat naar het oordeel van de kantonrechter de door [eiseres] aan haar vordering ten grondslag gelegde overeenkomst tussen haar en [gedaagde] niet vast. Vervolgens is het de vraag of er aanleiding bestaat om [eiseres] tot nadere bewijslevering toe te laten. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend, nu [eiseres] onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat er sprake is geweest van een overeenkomst tussen partijen. Het enkele feit dat de offerte is verzonden vanaf het e-mailadres van [naam bedrijf] en [gedaagde] op enig moment werkzaamheden heeft verricht in de woning van [eiseres] is daartoe, zoals hiervoor reeds overwogen, onvoldoende, nog daargelaten dat alle overige feiten en omstandigheden van het geval juist sterk wijzen op het bestaan van een overeenkomst tussen [persoon A] en [eiseres] .
4.6.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten, zodat van enige toerekenbare tekortkoming door [gedaagde] in de nakoming van die overeenkomst geen sprake kan zijn. De op grond daarvan gevorderde schadevergoeding wordt dan ook afgewezen. De vorderingen voor wat betreft de betaling van de kosten van het deskundigenonderzoek en de buitengerechtelijke kosten delen hetzelfde lot.
4.7.
[eiseres] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. Op grond van artikel 238 Rv heeft [gedaagde] als in persoon procederende partij recht op de noodzakelijke reis- en verblijfkosten en noodzakelijke verletkosten. Aan de zijde van [gedaagde] worden deze kosten vastgesteld op € 50,00 aan reis- en verletkosten, nu [gedaagde] in verband met de onderhavige procedure één keer in persoon op een zitting is verschenen. De proceskostenveroordeling wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vastgesteld op € 50,00 aan reis- en verletkosten;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
44487