ECLI:NL:RBROT:2022:494

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
C/10/631746 / JE RK 22-75
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van voorlopige ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 januari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], die in 2005 is geboren. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, de minderjarige en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De ouders hebben het gezag over [naam kind], die momenteel bij de vader woont.

De aanleiding voor de uithuisplaatsing is de zorg over de fysieke veiligheid van [naam kind], die onder andere voortkomt uit haar relatie met een oudere jongen en haar wegloopgedrag. De Raad heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, wat door de kinderrechter is gehonoreerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van [naam kind] en dat de huidige situatie bij de vader, waar ambulante hulpverlening is ingezet, de beste optie is voor haar verzorging en opvoeding.

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 10 april 2022 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders zijn betrokken en werken samen in het belang van [naam kind]. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om in overleg met [naam kind] te kijken naar haar wensen en behoeften voor de toekomst. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 25 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/631746 / JE RK 22-75
Datum uitspraak: 18 januari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2005 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van
10 januari 2022 en de daarin genoemde stukken.
Op 18 januari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1];
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 2] en [naam 3].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 10 januari 2022 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot
10 april 2022. De kinderrechter heef bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de vader, verleend voor de duur van vier weken. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De Raad verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de vader (
de kinderrechter begrijpt dit als een verzoek tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader met gezag), voor de duur van voorlopige ondertoezichtstelling.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn ernstige zorgen over de fysieke veiligheid van [naam kind]. De zorgen hebben te maken met de relatie van [naam kind] met haar vriendje, het wegloopgedrag en het niet gebruiken van anticonceptie. [naam kind] woont nu bij de vader, waar ambulante spoedhulpverlening (ASH) is ingezet. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt waar [naam kind] zich aan moet houden. De komende periode zal de Raad onderzoek doen naar wat er nodig is voor [naam kind] en waar zij zou moeten gaan wonen.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De ouders zijn betrokken, zorgzaam en verlenen hun medewerking. Positief is dat de ouders met elkaar overleggen in het belang van [naam kind]. Er zijn zorgen over de relatie van [naam kind]. Ook heeft [naam kind] zich aan het gezag onttrokken. De ouders willen deze relatie niet geheel verbieden, maar willen er zicht op krijgen. Het is van belang dat er hulpverlening bij zowel de vader als de moeder thuis wordt ingezet.
De moeder is het eens met het verzoek. De moeder wil het beste voor [naam kind]. De moeder gaat hard werken om sterker te worden, het zicht op [naam kind] terug te krijgen en het thuis weer rustig en gezellig te maken.
De vader is het eens met het verzoek. Het gaat de goede kant op. De vader heeft duidelijke en strenge regels opgesteld. [naam kind] houdt zich hieraan. Het vriendje is de onzekere factor in het verhaal waar de ouders geen vat op hebben. De vader is blij met de inzet van ASH.

De mening van [naam kind]

heeft aan de kinderrechter verteld dat het goed met haar gaat. Zij heeft het fijn en rustig bij de vader. [naam kind] ziet haar vriendje nu af en toe. Volgende week start [naam kind] met dagbesteding. Zij vindt het goed om nog even bij de vader te blijven wonen. Als de situatie weer rustig is en er hulp is ingezet, wil [naam kind] terug naar de moeder.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Er zijn ernstige zorgen over de fysieke veiligheid van [naam kind]. De zorgen zijn gelegen in de relatie van [naam kind] met een oudere jongen van negentien jaar. Haar vriendje heeft geweld gebruikt richting [naam kind] en ook wordt [naam kind] door haar vriendje beïnvloed. Daarnaast gebruikt [naam kind] geen anticonceptie, terwijl haar vriend een kinderwens heeft. De moeder is overbelast en het lukt haar niet meer om [naam kind] te begrenzen. In december 2021 zijn er afspraken gemaakt om [naam kind] de kans te bieden bij de moeder te blijven wonen. [naam kind] heeft zich niet aan deze afspraken gehouden. Zij is naar de vader gegaan, maar is ook daar sinds 6 januari 2022 weggelopen. Zij heeft zich van het ouderlijk gezag onttrokken. [naam kind] is een paar dagen samen met haar vriendje vermist geweest. Op 10 januari 2022 is [naam kind] daarom voorlopig onder toezicht gesteld en met een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing bij de vader geplaatst. Het verblijf van [naam kind] bij de vader, die ook gezag heeft, is daarmee voor alle betrokkenen duidelijk en niet vrijblijvend.
Sinds de plaatsing bij de vader is de situatie rustiger geworden. [naam kind] ervaart rust en houdt zich aan de afspraken. Zij heeft beperkt contact met haar vriendje. Daarnaast is ASH ingezet bij de vader om meer structuur te bieden en samen met [naam kind] dagbesteding te regelen. Volgende week kan [naam kind] weer starten met een dagbesteding. Positief is dat de ouders betrokken zijn en met elkaar overleggen in het belang van [naam kind]. Om duidelijkheid te bieden aan [naam kind] en de ouders, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader verlengen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De komende periode zal de Raad onderzoek doen naar wat [naam kind] nodig heeft en waar zij kan gaan wonen. Daarbij is het belangrijk dat in overleg en in contact met [naam kind] wordt gekeken wat zij wil en dat dit op een verstandige manier gebeurt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader met gezag voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot 10 april 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2022 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 25 januari 2022.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.