ECLI:NL:RBROT:2022:4970

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
9714151 CV EXPL 22-6178
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van betalingsverplichting door appartementseigenaren aan Vereniging van Eigenaars

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) een vordering ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] wegens het niet betalen van hun maandelijkse bijdrage en een eenmalige bijdrage. De VvE eist een totaalbedrag van € 3.287,45, inclusief rente en kosten. De gedaagden zijn van mening dat de VvE niet rechtsgeldig is beheerd en zijn daarom niet gebonden aan de besluiten die tijdens het beheer zijn genomen. De kantonrechter heeft op 17 juni 2022 geoordeeld dat de besluiten van de VvE rechtsgeldig zijn genomen en dat de gedaagden hoofdelijk gehouden zijn om de achterstallige bijdragen te voldoen. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagden niet aanwezig waren bij de relevante vergaderingen en dat er geen verzoek tot vernietiging van de besluiten is gedaan. De vordering van de VvE is toegewezen, inclusief de toekomstige VvE-bijdragen tot het einde van het lopende boekjaar. De gedaagden zijn ook veroordeeld in de proceskosten van de VvE, die zijn vastgesteld op € 1.166,45. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9714151 CV EXPL 22-6178
datum uitspraak: 17 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Vereniging van Eigenaars [naam VvE 1] te [plaats]
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: BoitenLuhrs Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

2. [gedaagde 2] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: A. [gedaagde 2] .
De partijen worden hierna ‘de VvE’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 februari 2022, met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , met een bijlage;
  • het nadere antwoord van [gedaagde 1] , met een bijlage;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte vermeerdering eis van de VvE, met bijlagen.
1.2.
Op 19 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn eigenaar van het appartementsrecht te [adres 1] in Rotterdam. Het appartementsrecht maakt deel uit van het complex ten behoeve waarvan de VvE in 1996 is opgericht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn van rechtswege lid van de VvE.
2.2.
In het reglement bij splitsing in appartementsrechten (1992) (hierna: reglement) is voor zover van belang het volgende bepaald:
“(…)
Artikel 33
(…)
4. Indien een door eigenaars verlangde vergadering niet door het bestuur wordt bijeengeroepen op een zodanige termijn, dat de verlangde vergadering binnen één maand na binnenkomen van het verzoek wordt gehouden, zijn de verzoekers bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van dit reglement.
(…)”
2.3.
Op 31 augustus 2018 heeft een algemene ledenvergadering van de VvE plaatsgevonden. In de notulen van de vergadering is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)

5..Besluit ontslag/benoeming bestuur

Wegens niet-nakomen van zijn wettelijke en statutaire verplichtingen besluit
de vergadering met unanieme stem de huidige bestuurder de heer [persoon A]
te ontslaan.
De Vergadering besluit met unanieme stem mevrouw [persoon B] te benoemen
als bestuurder vanaf heden 31 augustus 2018.
(…)
De Vergadering besluit met unanieme stem het financiële en administratieve
beheer vanaf 1 oktober 2018 af te nemen bij [naam VvE 2] .
(…)”
2.4.
Op 8 juli 2020 heeft een algemene ledenvergadering van de VvE plaatsgevonden. In de notulen van de vergadering is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
De vergadering wordt gevraagd een besluit te nemen over het vaststellen van de begroting en VvE-bijdrage 2021. (…)
De vergadering besluit de conceptbegroting met een storting reservefonds van een 0,5% van de herbouwwaarde vast te stellen op een totaalbedrag van € 3.152 per jaar, € 131,33 per maand.
2.5.
Op 14 oktober 2021 heeft een algemene ledenvergadering van de VvE plaatsgevonden. In de notulen van de vergadering is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
Het reservefonds is niet toereikend, de vergadering besluit een eenmalige bijdrage vast te stellen van totaal € 2.500,-, per appartement wordt € 1.250,- in rekening gebracht, dit dient voor 1 december te worden betaald. De eigenaren ontvangen hiervoor een factuur.
(…)”

3..Het geschil

3.1.
De VvE eist samengevat:
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 3.287,45 met rente over € 2.868,06 vanaf de dag van dagvaarding;
  • [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om vanaf 1 juni 2022 per maand een bedrag van € 139,75 te betalen vermeerderd met wettelijke rente met de bepaling dat € 139,75 zal worden aangepast naar de jaarlijkse verlagingen of verhogingen conform rechtsgeldig door de vergadering van eigenaars genomen besluiten;
  • gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit:
  • hoofdsom € 2.868,06
  • kosten kadastrale recherche t.b.v. bewijs € 6,05
  • rente tot en met dagvaarding € 19,61
- incassokosten € 325,40
- btw incassokosten € 68,33
Totaal € 3.287,45
3.3.
De VvE baseert de eis op het volgende. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn lid van de VvE. Zij zijn maandelijks hoofdelijk een bijdrage verschuldigd aan de VvE. In de betaling van de maandelijkse bijdrage is een achterstand ontstaan. Daarnaast is er tijdens een algemene ledenvergadering op 14 oktober 2021 door de VvE een besluit genomen tot het betalen van een extra/eenmalige bijdrage. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben deze eenmalige bijdrage niet betaald. Berekend tot en met de maand mei 2022 bedraagt de totale achterstand € 2.868,06.
3.4.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn het niet eens met de eis en voeren het volgende aan. [naam VvE 2] is niet rechtsgeldig beheerder geworden van de VvE. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet gebonden aan besluiten die tijdens het beheer zijn genomen.

4..De beoordeling

Waar gaat de zaak over
4.1.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn lid van de VvE en moeten maandelijks een eigen bijdrage betalen aan de VvE. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gestopt met het betalen van de eigen bijdrage, omdat [naam VvE 2] volgens hen niet rechtsgeldig beheerder is geworden van de VvE. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vinden dat zij daarom niet gebonden zijn aan besluiten die tijdens het beheer van [naam VvE 2] zijn genomen. De kantonrechter oordeelt dat [naam VvE 2] rechtsgeldig beheerder is geworden en dat de besluiten tijdens het beheer rechtsgeldig zijn genomen. De vordering wordt daarom toegewezen. Vanwege het ontstane wantrouwen bij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in [naam VvE 2] hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling afgesproken om met elkaar te praten over het aanstellen van een andere beheerder.
[naam VvE 2]
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat mevrouw [persoon B] (voormalig appartementseigenaar van [adres 2] ) op grond van artikel 33 lid 4 van het reglement bevoegd was om zelf een vergadering bijeen te roepen, omdat [gedaagde 2] als bestuurder dit niet deed. Op 31 augustus 2018 heeft een vergadering plaatsgevonden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn voor deze vergadering uitgenodigd, maar niet aanwezig geweest. In de vergadering is besloten om [gedaagde 2] als bestuurder te ontslaan en [persoon B] als bestuurder per 31 augustus 2018 te benoemen. Tijdens die vergadering is verder besloten om het financiële en administratieve beheer vanaf 1 oktober 2018 af te nemen bij [naam VvE 2] . Het besluit is rechtsgeldig tot stand gekomen. Vast staat dat er geen verzoek is gedaan tot vernietiging van dit besluit (artikel 5:130 BW). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn dus gebonden aan dit besluit.
besluit eigen bijdrage
4.3.
Op 8 juli 2020 heeft een algemene ledenvergadering plaatsgevonden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn voor deze vergadering uitgenodigd, maar niet aanwezig geweest. In de vergadering is besloten om de eigen bijdrage te verhogen naar € 131,33 per maand. Vast staat dat er geen verzoek is gedaan tot vernietiging van dit besluit (artikel 5:130 BW). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn daarom als VvE-lid gebonden aan het rechtsgeldig tot stand gekomen besluit van de vergadering van eigenaars van 8 juli 2020.
besluit eenmalige bijdrage
4.4.
Op 14 oktober 2021 heeft een algemene ledenvergadering plaatsgevonden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn voor deze vergadering uitgenodigd, maar niet aanwezig geweest. In deze vergadering is besloten dat de leden een eenmalige bijdrage aan de VvE verschuldigd zijn van € 1.250,-, omdat het reservefonds niet toereikend is. Vast staat dat er geen verzoek is gedaan tot vernietiging van dit besluit (artikel 5:130 BW). [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn als VvE-lid daarom gebonden aan het rechtsgeldig tot stand gekomen besluit van de vergadering van eigenaars van 14 oktober 2021.
conclusie
4.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn gelet op het voorgaande (hoofdelijk) gehouden de eenmalige bijdrage en de achterstand in de maandelijkse bijdrage te voldoen. De vordering tot betaling van € 2.868,06 wordt toegewezen. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen, omdat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met betaling in verzuim zijn.
toekomstige termijnen
4.6.
De vordering inzake toekomstige, nog te vervallen VvE-bijdragen, is toewijsbaar en wordt toegewezen tot het einde van het ten tijde van de dagvaarding lopende boekjaar. De reden van deze beperking is dat de hoogte van de VvE-bijdragen nadien nog niet vaststaat. Dit laat uiteraard onverlet dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook nadien gehouden zijn om de verschuldigde bijdrage steeds (tijdig) te voldoen.
kosten kadaster
4.7.
De VvE vordert op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW vergoeding van de kosten voor het opvragen van een uittreksel uit het kadaster ter hoogte van € 6,05. Voor toewijzing van deze vordering is vereist dat de verrichte werkzaamheden, in de gegeven omstandigheden, redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten in hun omvang redelijk zijn. De kantonrechter is van oordeel dat aan deze dubbele redelijkheidstoets is voldaan. Dit bedrag zal worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
De VvE maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Niet betwist is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de aanmaningsbrief van 30 december 2021 van de gemachtigde van de VvE hebben ontvangen. Die brief voldoet aan de vereisten die worden gesteld in artikel 6:96 lid 6 BW. Eén enkele aanmaningsbrief die voldoet aan de vereisten van dat artikel is voldoende voor het verschuldigd worden van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag van € 393,73 inclusief btw komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten vastgestelde tarief en wordt toegewezen.
proceskosten
4.9.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van de VvE tot vandaag vast op € 134,45 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 545,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 218,- tarief). Dit is totaal € 1.166,45.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om hoofdelijk aan de VvE te betalen € 3.287,45 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.868,06 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om hoofdelijk aan de VvE te voldoen de toekomstige VvE-bijdragen, zodra opeisbaar, ten bedrage van € 139,75 per maand, die vervallen in de periode vanaf 1 juni 2022 tot het einde van het ten tijde van de dagvaarding lopende boekjaar, dan wel zoveel eerder als het lidmaatschap van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zal eindigen;
5.3.
bepaalt dat de VvE-bijdrage als vermeld onder 5.2 bij niet-tijdige betaling dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de eerste dag van de maand voor elke periode tot aan de dag van de voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de kant van de VvE tot vandaag vastgesteld op € 1.166,45;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
47636