ECLI:NL:RBROT:2022:504
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Wmo 2015 voor woonvoorziening
Op 19 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Verzoeker, die lijdt aan een aandoening van het maagdarmstelsel, had een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening, specifiek voor een tweede toilet in zijn woning. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, met als argument dat de gevraagde voorziening bouwtechnisch niet kon worden gerealiseerd. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 6 januari 2022 werd het verzoek behandeld. Verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had, omdat zijn medische beperkingen niet adequaat werden gecompenseerd door verweerder. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat, hoewel de woonsituatie van verzoeker niet ideaal was, er geen sprake was van een situatie waarin de beslissing op bezwaar niet kon worden afgewacht. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat het besluit van verweerder niet evident onrechtmatig was. Verweerder had geprobeerd verzoeker te compenseren door een verhuiskostenvoucher aan te bieden, wat de voorzieningenrechter als onvoldoende beschouwde.
De voorzieningenrechter adviseerde verzoeker om opnieuw een urgentieverklaring voor een woning aan te vragen, maar wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukte dat verweerder zich moet inspannen om verzoeker te compenseren voor de beperkingen die hij ondervindt in zijn huidige woning, ondanks dat de gevraagde woonvoorziening niet gerealiseerd kon worden. De uitspraak werd gedaan door mr. I. Bouter, in aanwezigheid van griffier mr. E. Huis-Grondman, en is openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.