ECLI:NL:RBROT:2022:5077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
FT EA 22/408
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en ontruiming

Op 6 mei 2022 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw), waarin hij verzoekt om een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft de behandeling van dit verzoek bepaald op 23 mei 2022. Tijdens deze zitting zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de advocaat van verzoeker, mr. D.A. IJppelaar, en vertegenwoordigers van de verweerster, Stichting Havensteder. Verzoeker vraagt om een voorlopige voorziening die hem verbiedt om zijn woning te ontruimen, in afwachting van een beslissing op zijn verzoek tot schuldsanering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek ex artikel 287b Fw moet worden beschouwd als een verzoek ex artikel 287 lid 4 Fw, aangezien het minnelijk traject al is doorlopen. De rechtbank heeft de spoedeisendheid van het verzoek erkend, omdat verzoeker een vonnis heeft overgelegd dat ontruiming van zijn woning betreft. De rechtbank heeft een belangenafweging gemaakt tussen de belangen van verzoeker, die in zijn woning wil blijven wonen, en de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank concludeert dat het belang van verzoeker zwaarder weegt, vooral omdat hij binnenkort weer een uitkering zal ontvangen.

De rechtbank heeft daarom besloten om de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen, met de voorwaarde dat deze alleen geldt zolang verzoeker aan zijn lopende verplichtingen voldoet. De beslissing houdt in dat verweerster gedurende de looptijd van de voorziening niet mag overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker. De beschikking is op 7 juni 2022 gegeven door rechter W.J. Roos-van Toor, in aanwezigheid van griffier N.A. Masrom. Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b / artikel 287 lid 4, Faillissementswet
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 7 juni 2022
[verzoeker],
[adres]
[woonplaats],
hierna: verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 6 mei 2022, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 6 mei 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 23 mei 2022.
Ter zitting van 23 mei 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mr. D.A. IJppelaar, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat);
  • mevrouw J. van Wingerden en de heer D.R. Habes, beiden werkzaam bij PLANgroep (hierna: schuldhulpverlening);
  • [naam], werkzaam bij Syncasso, namens Stichting Havensteder (hierna: verweerster).
Mevrouw Horvers heeft namens verweerster voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 29 november 2019 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.

3..De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat gelet op de toelichting op het verzoekschrift namens verzoeker ter zitting van 23 mei 2022 en het op 6 mei 2022 ingediende verzoek ex artikel 284 Fw dat het onderhavige verzoek ex art. 287b Fw als een verzoek ex artikel 287 lid 4 Fw dient te worden beschouwd. Immers het minnelijk traject is doorlopen. Het verzoek ex artikel 284 Fw. staat inmiddels op zitting gepland.
Voor toewijsbaarheid van het verzoek is allereerst vereist dat door verzoeker is aangetoond dat sprake is van een spoedeisende situatie.
De spoedeisendheid van het verzoek is aangetoond, nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 november 2019 tot ontruiming van zijn woonruimte heeft overgelegd. Tevens is door verzoeker een kopie van het exploot van 19 april 2022 overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 11 mei 2022 zal overgaan tot ontruiming van de woning.
Met betrekking tot de verzochte voorlopige voorziening dient de rechtbank een belangenafweging te maken tussen de belangen van verzoeker enerzijds en de belangen van verweerster anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat eruit dat hij in afwachting van een beslissing van deze rechtbank op het door hem ingediende verzoekschrift ex artikel 284 Fw in zijn huurwoning kan blijven wonen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 29 november 2019 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft immers verklaard dat hij vanaf 26 mei 2022 weer een uitkering op grond van de Participatiewet zal ontvangen. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat op voorhand niet onaannemelijk is dat verzoeker tot de wettelijke schuldsaneringsregeling zal worden toegelaten.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het belang van verzoeker daarom zwaarder te wegen dan het belang van verweerster. De verzochte voorziening zal worden toegewezen, waarbij in het belang van verweerster zal worden bepaald dat de voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan.

4..De beslissing

De rechtbank:
- verbiedt verweerster, voor de duur van deze voorziening, over te gaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, gelegen aan de:
[adres]
[woonplaats];
- bepaalt dat de genoemde voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt op het moment dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt ingetrokken, dan wel de beslissing daarop in kracht van gewijsde is gegaan;
Deze beschikking is op 7 juni 2022 gegeven door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier. [1]