In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Count & Cooper B.V. en Boskalis Nederland B.V., Van Gelder Groep B.V. en Jan De Nul NV. Count & Cooper vorderde betaling van een bedrag van € 733.210,28, alsook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, op basis van een overeenkomst die op 5 maart 2019 was gesloten in het kader van een aanbestedingsprocedure voor het DBFM-project A12/A15 Ressen-Oudbroeken. De rechtbank heeft de vorderingen van Count & Cooper afgewezen, omdat er geen sprake was van een gezamenlijke beslissing om niet in te schrijven op de aanbesteding, wat volgens de overeenkomst een 'No-bid' zou zijn. Count & Cooper stelde dat de inschrijving door Boskalis c.s. boven de plafondprijs gelijkgesteld moest worden aan een 'No-bid', maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank benadrukte dat de uitleg van de overeenkomst moet plaatsvinden met inachtneming van de Haviltex-maatstaf, waarbij de gerechtvaardigde verwachtingen van partijen centraal staan. De rechtbank concludeerde dat Count & Cooper geen recht had op de gevorderde bedragen, omdat de inschrijving niet voldeed aan de voorwaarden van de overeenkomst en er geen gezamenlijke beslissing was genomen om niet in te schrijven. Count & Cooper werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.