ECLI:NL:RBROT:2022:5136

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
9275972 CV EXPL 21-20426
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens gebreken in uitvoering bestrating met beperkte schadevergoeding toegewezen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is een geschil ontstaan tussen [persoon A] en [persoon B] over de uitvoering van bestrating. [persoon A] vorderde schadevergoeding wegens gebreken in de uitvoering van de bestrating van zijn oprit. De kantonrechter heeft op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de schadevergoeding voor een aantal gebreken is toegewezen, maar ook een deel van de vorderingen is afgewezen. De procedure omvatte een tussenvonnis van 11 maart 2022, waarin [persoon A] de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over verschillende geschilpunten, waaronder de mogelijkheid van herstel van de gebreken en de kosten daarvan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een gebrek in de uitvoering van de bestrating, maar dat niet alle gevorderde schadevergoeding toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de schade voor de herstelkosten geschat en een bedrag van € 1.430,96 toegewezen aan [persoon A]. Daarnaast is [persoon A] veroordeeld in de proceskosten, terwijl de vorderingen van [persoon B] in reconventie zijn afgewezen. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente over de nog te betalen hoofdsom toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9275972 CV EXPL 21-20426
datum uitspraak: 24 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A],
woonplaats: [woonplaats A] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie
gemachtigde: mr. M.T. Somohardjo te Zoetermeer (DAS Nederlandse Verzekeringsmaatschappij N.V.),
tegen
[persoon B], die handelt onder de naam
[bedrijf B],
woonplaats: [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: [naam gemachtigde] te [plaats] .
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘ [persoon B] ’ genoemd.

1..De (verdere) procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 11 maart 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte na comparitie van [persoon A] ;
  • de akte na comparitie van [persoon B] .
1.2.
In het tussenvonnis is [persoon A] in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de volgende geschilpunten:
Ad 2) De klinkers in de oprit kunnen uit het verband worden gedrukt
[persoon A] is in de gelegenheid gesteld om EMN te vragen te reageren op de door [persoon B] voorgestelde herstelmogelijkheid van ‘schiften’. Daarbij diende [persoon A] zich ook uit te laten over de hoeveelheid tijd die deze herstelmogelijkheid met zich zou brengen en de verwachte kosten.
Ad 3) Een deel van de oprit heeft onvoldoende afschot
[persoon A] moest zich uitlaten over het verweer van [persoon B] dat het afschot vanwege het bestratingsplan van [persoon A] , waar mogelijk, in dwarsverband is aangebracht en dat niet is gesteld dat het aanwezige afschot niet werkt. Ook moest [persoon A] zich uitlaten over de manier waarop het (eventuele) gebrek kan worden hersteld, de hoeveelheid tijd die daarmee gemoeid is en wat het herstel naar verwachting zal kosten.
Ad 4) Aansluiting tegels op de betonband
[persoon A] diende zich uit te laten over het verweer van [persoon B] dat de afstandhouders van de tegels het onmogelijk maken dat de tegels strak tegen elkaar of tegen de betonband liggen maar dat de ruimte niet betekent dat sprake zal zijn van een zijdelingse beweging van de tegels.
Ad 6) Hoogteverschil tussen de keramische tegels
[persoon A] moest zich uitlaten over de manier waarop dit gebrek moet worden hersteld, de tijd die daarmee gemoeid is en wat dit herstel naar verwachting zal kosten.
1.3.
[persoon A] heeft bij akte na comparitie een brief van EMN van 29 maart 2022 in het geding gebracht. De inhoud van deze brief is letterlijk overgenomen in de akte. [persoon B] heeft vervolgens op de akte van [persoon A] gereageerd.

2..De verdere beoordeling

In conventie
2.1.
De kantonrechter overweegt het volgende over de onder 1.2 genoemde klachten van [persoon A] .
De klinkers in de oprit kunnen uit het verband worden gedrukt
2.2.
In de brief van EMN die [persoon A] heeft overgelegd en geciteerd is gemotiveerd beargumenteerd waarom schiften van de tegels geen afdoende oplossing is om deze klacht te verhelpen. Daarbij is er van uitgegaan dat [persoon B] onder schiften verstaat het opnieuw verdelen van de bestaande klinkers over de huidige ruimte. Volgens EMN wordt hierdoor de oprit zwaarder belast, en zal het legpatroon van het straatwerk uit elkaar worden gedrukt en scheefstand tussen de onderlinge klinkers gaan vertonen. [persoon B] heeft dit niet voldoende concreet weersproken, zodat de kantonrechter van de juistheid van het door EMN gestelde uitgaat.
2.3.
Het voorgaande betekent dat op dit punt sprake is van een gebrek. [persoon B] zal de kosten van herstel van dit gebrek aan [persoon A] moeten vergoeden. Wat de kosten van het herstel zijn, wordt uit de door [persoon A] overgelegde begroting niet duidelijk. De begroting is immers niet per klacht gespecificeerd. De daarop genoemde werkzaamheden zijn kennelijk bedoeld om meerdere klachten ineens te verhelpen. De kantonrechter zal daarom, op grond van artikel 6:97 BW, de schade van [persoon A] schatten.
2.4.
Nu uit de stellingen van [persoon A] volgt dat het probleem met de oprit wordt veroorzaakt door de betonband, gaat de kantonrechter bij het schatten van de schade ervan uit dat herstel mogelijk is door het (enkel) verplaatsen van de opsluitbanden. Daarvoor moeten de bestaande opsluitbanden worden uitgegraven en vervolgens opnieuw gesteld. In de begroting van EMN zijn kosten begroot voor het uitnemen en opslaan en vervolgens opnieuw aanbrengen van zowel de klinkers als de opsluitbanden:
De kantonrechter schat de kosten voor het uitnemen en opnieuw plaatsen van alleen de opsluitbanden op 25% van het totaal van deze twee kostenposten en dus op een bedrag van € 304,68 exclusief btw. Inclusief 21% btw is dit € 368,66.
Een deel van de oprit heeft onvoldoende afschot
2.5.
[persoon B] heeft aangevoerd dat [persoon A] niet heeft gesteld dat het aanwezige afschot niet werkt. Ondanks dat [persoon A] uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld om hierop te reageren, heeft hij vervolgens onvoldoende gesteld en onderbouwd dat het aanwezige afschot niet werkt. Dat had, gelet op het bepaalde in rechtsoverwegingen 5.15 en 5.16 van het vonnis van 11 maart 2022, wel op zijn weg gelegen. De door [persoon A] overgelegde foto waarop een plas te zien is, kan niet als een voldoende onderbouwing worden aangemerkt, alleen al niet omdat uit die foto niet valt af te leiden of deze genomen is tijdens of kort na een regenbui en aldus niet kan worden uitgesloten dat het zichtbare water nog niet de kans heeft gekregen om weg te stromen. Dat leidt tot het oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van een niet werkend afschot en – in het verlengde hiervan – dat sprake is van een gebrek.
Aansluiting tegels op de betonband
2.6.
[persoon A] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verweer van [persoon B] dat het feit dat er ruimte is tussen de keramische tegels en de betonband niet betekent dat sprake zal zijn van een zijdelingse beweging. [persoon A] had op dit argument moeten ingaan en moeten onderbouwen dat hier wel sprake van is. Dat heeft hij niet gedaan. Aldus heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat, zelfs al is er ruimte tussen de tegels en de betonband, dit een gebrek oplevert.
Hoogteverschil tussen keramische tegels
2.7.
In het vonnis van 11 maart 2022 is al aangenomen dat sprake is van een gebrek waar er hoogteverschil is tussen de keramische tegels. De kantonrechter ziet geen aanleiding om op dat oordeel terug te komen. [persoon A] had zich moeten uitlaten over de manier waarop herstel moet plaatsvinden, hoeveel tijd daarmee gemoeid is en wat dit zal kosten. [persoon A] heeft de begroting van EMN overgenomen. Deze begroting gaat uit van het volledig opnieuw aanbrengen van de keramische tegels en de betonbanden. [persoon B] heeft erop gewezen dat [persoon A] slechts enkele foto’s van hoogteverschillen heeft overgelegd en dat het dus maar om een beperkt aantal plaatsen kan gaan.
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat het noodzakelijk is om alle keramische tegels uit te nemen en weer te plaatsen. Niet valt in te zien waarom niet kan worden volstaan met het opnieuw plaatsen van de tegels waar sprake is van hoogteverschil, terwijl de overige tegels blijven liggen. Omdat de begroting wel van volledig opnieuw plaatsen uitgaat, kunnen de daarin genoemde bedragen niet worden toegewezen. De kantonrechter zal ook hier de schade van [persoon A] schatten. Zij schat de schade op 25% van de kosten van het uitnemen en opslaan van de tegels, het uitvlakken van het zandbed en het opnieuw aanbrengen van de keramische bestrating:
De totale kosten voor deze drie werkzaamheden zijn € 2.520,- exclusief btw; 25% daarvan is 630,- exclusief btw (en € 762,30 inclusief 21% btw). Dit laatste bedrag is [persoon B] als schadevergoeding aan [persoon A] verschuldigd.
Conclusie
2.9.
Uit het vonnis van 11 maart 2022 volgt dat de schadevergoedingsvordering voor de overige gestelde gebreken zal worden afgewezen. Ook de vordering betreffende de beschadigde tegels is niet toewijsbaar. Voor de schade aan de staander wordt een bedrag van € 300,- toegewezen. De in totaal aan [persoon A] toekomende schadevergoeding wordt daarmee (€ 368,66 + € 762,30 + € 300,- =) € 1.430,96. Voorts geldt dat in hetgeen is overwogen in r.o. 5.2 van het tussenvonnis besloten ligt dat de (subsidiaire) vordering tot nakoming – voor zover aan de orde – wordt afgewezen.
Overige vorderingen
2.10.
De kantonrechter ziet in de omstandigheid dat slechts een krappe 25% van de door [persoon A] gevorderde schade toewijsbaar is aanleiding om de kosten van het expertiserapport grotendeels voor rekening van [persoon A] te laten. [persoon B] zal worden veroordeeld om de kosten naar rato van de toewijsbare vordering te voldoen, wat neerkomt op 25% van € 1.258,40 en dus € 314,60.
2.11.
[persoon A] heeft recht op een bedrag van in totaal € 1.745,56 (hoofdsom plus expertisekosten). [persoon A] heeft de laatste nota van [persoon B] , à € 1.500,-, onbetaald gelaten en met de door hem gestelde schade verrekend. Deze verrekening blijft in stand. [persoon B] moet daarom nog een bedrag van € 245,56 aan [persoon A] betalen.
2.12.
[persoon A] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt, zal worden berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom (na verrekening). De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen tot een bedrag van € 48,40. [persoon A] heeft voldoende gesteld om aan te nemen dat sprake is van werkzaamheden die toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten rechtvaardigen.
2.13.
De wettelijke rente over de nog door [persoon B] te betalen hoofdsom van € 245,56 is toewijsbaar met ingang van de dag van dagvaarding. Niet gebleken is dat [persoon B] op 14 oktober 2020 in verzuim verkeerde. De e-mail van [persoon A] van 23 september 2020 is geen ingebrekestelling die tot verzuim van [persoon B] heeft geleid. [persoon A] heeft immers geen duidelijke termijn gesteld waarbinnen [persoon B] tot herstel moest overgaan. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, nu [persoon A] niet heeft gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk aan zijn gemachtigde heeft betaald.
Proceskosten
2.14.
[persoon A] krijgt grotendeels ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [persoon B] tot vandaag vast op € 777,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten × € 311,- tarief).
2.15.
De gevorderde nakosten worden toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In reconventie
2.17.
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen over de door [persoon B] verschuldigde schadevergoeding en de verrekening met de laatste factuur van [persoon B] , wordt de vordering in reconventie afgewezen.
2.18.
Vanwege de aard van de vorderingen in reconventie en de nauwe verwevenheid met de conventie, waardoor [persoon A] niet afzonderlijk op deze vordering hoefde te reageren, worden de proceskosten in reconventie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

3..De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
3.1.
veroordeelt [persoon B] om aan [persoon A] te betalen € 293,96, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 245,56 vanaf 3 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, aan de kant van [persoon B] tot vandaag vastgesteld op € 777,50;
3.3.
veroordeelt [persoon A] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie:
3.5.
wijst de vorderingen van [persoon B] af;
3.6.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
In conventie en in reconventie
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Tillema en in het openbaar uitgesproken.
51909