ECLI:NL:RBROT:2022:5144

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
9621178 CV EXPL 22-396
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en parkeerkosten in het kader van timmerwerkzaamheden

In deze zaak vordert eiser, een timmerman, betaling van een factuur van € 1.310,32 van gedaagde, Rietdijk Onderhoud B.V., voor geleverde timmerwerkzaamheden. De factuur betreft werkzaamheden die zijn uitgevoerd van 6 tot en met 9 september 2021, en bevat ook parkeerkosten. Rietdijk betwist de factuur en stelt dat eiser uren heeft gedeclareerd die niet zijn gewerkt en dat de parkeerkosten niet vergoed dienen te worden omdat eiser met een collega had kunnen meerijden.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende processtukken, waaronder de dagvaarding, het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en de akte van Rietdijk. De rechter oordeelt dat Rietdijk geen concreet verweer heeft gevoerd tegen de gedeclareerde uren en dat eiser de uren daadwerkelijk heeft gewerkt. Wat betreft de parkeerkosten oordeelt de rechter dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij deze kosten heeft gemaakt voor projecten waar het niet mogelijk was om met een collega mee te rijden.

De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen en Rietdijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De totale proceskosten aan de kant van eiser zijn vastgesteld op € 534,33, inclusief griffierecht en salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9621178 CV EXPL 22-396
datum uitspraak: 10 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser],die handelt onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
Rietdijk Onderhoud B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam 1] en [naam 2] (bestuurders).
Partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘Rietdijk’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 december 2021, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord van 13 januari 2022;
  • het vonnis van 24 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 april 2022;
  • de akte van 3 mei 2022 van Rietdijk.

2..De feiten

2.1.
[eiser] is timmerman en Rietdijk heeft een bedrijf in de algemene burgerlijke en utiliteitsbouw.
2.2.
Rietdijk heeft [eiser] ingehuurd voor het verrichten van timmerwerkzaamheden aan de panden aan de [adres 1], [adres 2] en [adres 3].
2.3.
[eiser] heeft voor de week van 6 september 2021 tot en met 9 september 2021 onderstaand urenbriefje aan Rietdijk gestuurd:
[afbeelding urenbriefje]
2.4.
Op 9 september 2021 heeft [eiser] aan Rietdijk een factuur gestuurd ten bedrage van € 1.310,32.
2.5.
Bij e-mail van 6 oktober 2021 heeft Rietdijk - voor zover van belang - het volgende aan de gemachtigde van [eiser] bericht:
‘(…)
Deze tekortkomingen betreffen gedeclareerde uren die niet gewerkt zijn. Als voorbeeld heeft hij opgeven, gewerkt te hebben op 14-07-2021. Wij hebben hem echter die dag niet aangetroffen op het werk. Op 23-08-2021 heeft [eiser] geen productie gemaakt (om dat hij een slechte dag had) dit kan worden bevestigd door meerdere collega's van Rietdijk Rotterdam. Tevens heeft hij parkeerkosten gedeclareerd, waarvan wij vooraf hebben aangegeven dat deze niet zullen worden vergoed. Hij werd in de gelegenheid gesteld om met een collega van de Rietdijk Rotterdam mee te rijden, die op het zelfde project stond. Hij wilde dit zelf niet en de keus gemaakt om deze kosten voor zijn eigen rekening te nemen.(…)’.

3..De vordering

3.1.
[eiser] eist samengevat Rietdijk te veroordelen aan hem te betalen € 1.506,50,
primairte vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel
subsidiairde wettelijke rente over een bedrag van € 1.310,00 vanaf 23 september 2021 tot en met de dag van volledige betaling, met veroordeling van Rietdijk in de proceskosten en de nakosten en tevens het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert de eis op het volgende. [eiser] heeft in opdracht van Rietdijk timmerwerkzaamheden uitgevoerd bij verschillende projecten. De factuur van 9 september 2021 bestaat uit twee verschillende posten: gewerkte uren en parkeerkosten. De parkeerkosten zien op het project aan de [adres 1] en het project aan [adres 2]. Deze parkeerkosten zijn gemaakt bij projecten waar het niet mogelijk was om met iemand mee te rijden. Verder staan op de factuur de gewerkte uren voor het project aan [adres 3]. De gewerkte uren zijn door [eiser] altijd via een urenbriefje per week aan Rietdijk doorgegeven. Zo’n urenbriefje heeft [eiser] altijd per whatsapp bericht aan Rietdijk gestuurd. De urenbriefjes zijn nooit door Rietdijk ondertekend.

4..Het verweer

4.1.
Rietdijk is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [eiser] is als zzp’er ingehuurd en dit is één van zijn laatste nota’s. Er was een all-in tarief afgesproken. Nu worden ineens parkeerkosten gevorderd. De parkeerkosten zijn onnodig gemaakt, omdat [eiser] met een collega kon meerijden. De gemaakte parkeerkosten komen dan ook voor zijn eigen rekening. Verder zijn uren gedeclareerd die [eiser] niet heeft gewerkt. Rietdijk wil enkel betalen voor de gewerkte uren. Van de gedeclareerde uren is slechts 12 uur gewerkt.

5..De beoordeling

5.1.
Partijen twisten over de vraag of Rietdijk de door [eiser] op 9 september 2021 aan haar gestuurde factuur is verschuldigd. De kantonrechter oordeelt als volgt.
De gedeclareerde uren
5.2.
Op de factuur van 9 september 2021 zijn 24 uur aan werkzaamheden bij Rietdijk in rekening gebracht. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat deze uren zien op het project aan [adres 3] over de periode van 6 september 2021 tot en met 9 september 2021. Dit blijkt ook uit het door [eiser] overgelegde urenbriefje (zie 2.3.). Het verweer van Rietdijk heeft betrekking op een ander project dan waarvoor de onderhavige factuur is gestuurd. Rietdijk heeft het immers over de periode van 14 juli 2021 en 23 augustus 2021 (zie 2.5.). Nu Rietdijk geen concreet verweer tegen de onderhavige factuur heeft gevoerd, wordt haar verweer verworpen en wordt ervan uitgegaan dat [eiser] de door hem op deze factuur gedeclareerde uren daadwerkelijk heeft gewerkt, dat deze uren terecht zijn gedeclareerd en dat deze uren gelet op deze vordering door Rietdijk nog niet zijn uitbetaald.
De parkeerkosten
5.3.
Verder heeft [eiser] een bedrag van € 350,32 aan parkeerkosten gefactureerd. Hij heeft daarover aangevoerd dat deze kosten zien op andere projecten dan het project aan [adres 3] en dat dit projecten zijn geweest waar hij alleen, dan wel samen met zijn zoon heeft gewerkt, zodat de mogelijkheid om met een collega mee te rijden - volgens [eiser] - ontbrak.
Rietdijk heeft in haar reactie hierop herhaald dat ten aanzien van de parkeerkosten was aangegeven dat [eiser] met een collega kon meerijden en dat de zoon van [eiser] slechts twee dagen voor haar heeft gewerkt. In deze reactie wordt echter niet ingegaan op het punt van [eiser] dat het bij de projecten waarop deze parkeerkosten zien niet mogelijk was om met een collega mee te rijden. Van de juistheid van deze stelling van [eiser] zal dan ook worden uitgegaan. Dit leidt tot de conclusie dat het verweer van Rietdijk verworpen.
De conclusie
5.4.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door [eiser] gevorderde hoofdsom ten bedrage van € 1.310,00 wordt toegewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
5.5.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
De rente
5.6.
De primair gevorderde wettelijke handelsrente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van [eiser] volgt dat deze moet worden betaald en Rietdijk deze stellingen niet heeft betwist.
De proceskosten
5.7.
Rietdijk krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 103,33 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 187,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 187,00 tarief). Dit is totaal € 534,33. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
5.8.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6..De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Rietdijk om aan [eiser] te betalen € 1.506,50 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 1.310,00 vanaf 23 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt Rietdijk in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 534,33;
6.3.
veroordeelt Rietdijk in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 93,50 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
44485