ECLI:NL:RBROT:2022:5155

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
C/10/629303 / JE RK 21-3088
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige bij de vader

Op 25 mei 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], bij de vader. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die de uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader wil verlengen tot 25 oktober 2022. De kinderrechter heeft eerder al een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die op 1 juni 2022 zou aflopen. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder en de vader door hun advocaten zijn bijgestaan. De moeder heeft verzocht om een kortere verlenging van de uithuisplaatsing, terwijl de vader het verzoek van de GI steunt maar ook de wens heeft om naar een co-ouderschapsregeling toe te werken.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van [naam kind]. De GI heeft aangegeven dat er geen vaste jeugdbeschermer is en dat de hulpverlening voor de moeder nog niet is gestart, wat de situatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [naam kind] is en dat de huidige situatie niet toelaat dat hij terugkeert naar de moeder. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de uithuisplaatsing onderstreept, in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hoger beroep kan binnen drie maanden worden ingesteld.

De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de benodigde hulpverlening in te zetten en te zorgen voor een goede begeleiding van de ouders, zodat zij kunnen toewerken naar een co-ouderschapsregeling. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling uitgesproken en schriftelijk vastgesteld op 8 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/629303 / JE RK 21-3088
Datum uitspraak: 25 mei 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2021 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. A.L. Witteveen, te Rotterdam,

[naam vader],

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. S.C. van Bunnik, te Amsterdam-Duivendrecht.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 23 december 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 11 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 11 mei
2022;
- de brief met bijlagen van de zijde van de vader van 12 mei 2022, ingekomen bij de
griffie op 12 mei 2022;
- de brief met bijlagen van de zijde van de moeder van 24 mei 2022, ingekomen bij
de griffie op 24 mei 2022.
Op 25 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met
gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft bij de vader.
Bij beschikking van 25 oktober 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 25 oktober 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 23 december 2021 ook een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader met ingang van 31 december 2021 tot 1 juni 2022. Het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

Er moet nog worden beslist op het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 25 oktober 2022, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI handhaaft tijdens de mondelinge behandeling het resterende deel van het verzoek en licht het als volgt toe. De GI betreurt het dat er nog altijd geen vaste jeugdbeschermer is, omdat de ouders daardoor niet de steun en de hulp krijgen die zij nodig hebben. De zaak wordt nu gecoördineerd door het beheerteam om zo de hoogstnodige stappen in deze zaak te kunnen zetten. De GI heeft tien dagen voor de mondelinge behandeling geprobeerd een teamtafel te organiseren, maar dat is niet gelukt. Hulpverlening van Enver moet ervoor zorgen dat de moeder en [naam kind] beter gaan hechten, maar het is nog niet bekend wanneer die hulp kan starten. Wel is dat arrangement aangevraagd, bevestigd en afgegeven. De GI vindt de beeldvorming vanuit de hulpverleners belangrijk. Het is zorgelijk dat de moeder zorgen heeft over de situatie van [naam kind] bij de vader en dat de ouders daar strijd over hebben. De GI heeft de zorgen van de moeder echter niet kunnen controleren. De vraag is of toe kan worden gewerkt naar een uitbreiding van de omgang. Hoewel de beide ouders dat wensen, is [naam kind] pas dertien maanden oud en heeft hij rust en structuur nodig. De GI wil daarom de machtiging tot uithuisplaatsing handhaven. Omdat het lang duurt voordat de hulpverlening bij de moeder start is een mogelijkheid afschalen naar een wijkteam in combinatie met begeleide bezoeken en gesprekken met de ouders, maar onzeker is welk wijkteam dat op gaat pakken. Een andere mogelijkheid is dat de advocaten van de ouders een plan maken over de omgang en dat de GI dat plan bekijkt. Het voorstel van de moeder om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte periode te verlengen begrijpt de GI, maar is niet het middel dat ervoor gaat zorgen dat [naam kind] de rust en stabiliteit krijgt om te groeien naar een situatie waarbij door de ouders een goede opvoedomgeving wordt gecreëerd. Vanwege de onzekerheid over de start van de hulpverlening van Enver bij de moeder, acht de GI een verlenging noodzakelijk.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder staat achter het verzoek van de GI, maar bepleit de uithuisplaatsing voor kortere duur te verlengen. De moeder heeft zes weken hulp van Jeugdformaat gehad, omdat Enver niet kon starten. De hulp van Jeugdformaat was beperkt, omdat de moeder niet in Den Haag woont, en ook niet passend. Hulpverlening van Enver is in januari van dit jaar al aangevraagd en ook bevestigd. De moeder vindt het jammer dat de GI pas laat aan Enver heeft gevraagd wat de stand van zaken is. De moeder staat open voor hulp, maar de hulpverlening komt niet. Onduidelijk is waarom de hulpverlening niet kan starten en waarom het zo lang moet duren. Ook is onduidelijk wat de stand van zaken is van Ouderschap Blijft en mediation. De GI verschaft daarover geen duidelijkheid. De moeder wil de omgang uitbreiden en begrijpt niet waarom de GI begeleide omgang nodig vindt. Ook voelt zij zich niet gehoord door de GI ten aanzien van de zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. Er is sprake van een verslechtering van de communicatie tussen de ouders en het is een pijnpunt dat de ouders de zorgen niet met elkaar kunnen bespreken. Omdat er geen gezinsvoogd is, geen tijdige hulp wordt ingezet en geen zicht is op het traject van Enver verzoekt de moeder de uithuisplaatsing voor drie maanden te verlengen, zodat de kinderrechter een vinger aan de pols kan houden. Ook kan de moeder instemmen met een pro forma aanhouding en verlenging van drie maanden als de hulp is ingezet en de moeder vertrouwen heeft. Daarnaast geeft de moeder aan dat zij een pleegmoeder heeft die haar ondersteunt en tips geeft en waar zij bij terecht kan. De pleegmoeder staat ervoor open de moeder te helpen.
De vader staat achter het verzoek van de GI. Wel benadrukt de vader dat hij nog steeds wil toewerken naar een co-ouderschapsregeling onder de voorwaarden die al in de beschikking van 23 december 2021 zijn opgenomen. De vader vindt het van belang dat hulpverleners aangeven dat de moeder klaar is voor een co-ouderschapsregeling en dat ontbreekt nu. De moeder vraagt al sinds de geboorte van [naam kind] om hulp en ook de rechtbank vereist een rapport van een hulpverlener waarin staat dat de moeder klaar is voor een uitbreiding van omgang met [naam kind]. Op dit moment loopt de vader tegen praktische en financiële problemen aan, omdat de hoofdverblijfplaats van [naam kind] nog bij de moeder is. Het perspectief is nog steeds co-ouderschap, maar met de hoofdverblijfplaats van [naam kind] bij de vader. Hulpverlening van Jeugdformaat wordt de eerste week van juni afgerond, maar wellicht kunnen zij ondersteunen bij het opstellen van het ouderschapsplan of bij het aangaan van het gesprek tussen de ouders. Een andere mogelijkheid is dat de GI vaste afspraken maakt over de omgang, zodat er continuïteit is, en dat Jeugdformaat toch nog wat langer blijft en bekijkt of [naam kind] twee nachten bij de moeder kan verblijven. De vader heeft er geen vertrouwen in dat de hulpverlening bij de moeder over drie maanden al is gestart, maar hij begrijpt het standpunt van de moeder wel. Volgens de vader was de aanmelding bij Ouderschap Blijft al geschied, maar werd er niets geregeld of betaald. De vader is bereid om een mediationtraject in te gaan.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er nog altijd sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind]. Sinds de plaatsing van [naam kind] bij de vader is ondersteuning van Jeugdformaat bij de vader ingezet en is gezien dat zijn opvoedvaardigheden voldoende zijn om voor [naam kind] te kunnen zorgen. Jeugdformaat heeft ook met de moeder gesproken, maar aan haar is geen ondersteuning aangeboden. Beide ouders willen nog altijd toewerken naar co-ouderschap, maar hebben nog altijd twijfels over elkaars opvoedvaardigheden. Ondanks de opdracht in de beschikking van 23 december 2021 lukt het niet goed om de rol van de moeder stapsgewijs uit te breiden, omdat de daarvoor noodzakelijke hulpverlening niet wordt ingezet. Dit terwijl de moeder hard aan zichzelf werkt en open staat voor alle hulpverlening die noodzakelijk wordt geacht. De moeder staat sinds januari 2022 op de wachtlijst voor hulpverlening van Enver, maar nog altijd is onduidelijk wanneer deze hulpverlening zal starten. Door het ontbreken van passende hulpverlening, met name bij de moeder, en voldoende zicht op de situaties bij de vader en de moeder is het risico groot dat het wantrouwen tussen de ouders groter wordt en de onderlinge communicatie verslechtert. In ieder lukt het hierdoor niet om de omgang tussen de moeder en [naam kind] op een goede manier vorm te geven en afspraken over de zorgregeling te maken. Het feit dat een vaste jeugdbeschermer ontbreekt, draagt daar niet aan bij. De kinderrechter is van oordeel dat de situatie tussen de ouders snel moet verbeteren door de juiste hulpverlening bij de moeder en tussen de ouders in te zetten. De kinderrechter vindt het schrijnend dat er door lange wachtlijsten en een gebrek aan begeleiding door de GI nog geen passende hulpverlening voor deze ouders is ingezet. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende hulpverleningstrajecten naar voren gebracht, zoals Ouderschap Blijft, het traject bij Enver, mediation en ondersteuning door de pleegmoeder van de moeder. De ouders staan open voor alle (passende) hulpverlening en met behulp van de hulpverlening willen zij toewerken naar een co-ouderschapsregeling. Dit is ook het uitgangspunt van de kinderrechter.
De kinderrechter overweegt dat [naam kind] – totdat de juiste hulpverlening is ingezet – in elk geval niet terug kan naar de moeder. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Niet waarschijnlijk is dat de juiste hulpverlening binnen drie maanden is ingezet. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Daarbij benadrukt de kinderrechter dat de GI de benodigde hulpverlening moet inzetten en dat zij de hulpverlening moet uitbesteden als zij daar niet zelf toe in staat is.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de vader tot 25 oktober 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 8 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.