ECLI:NL:RBROT:2022:5247

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
9756551 CV EXPL 22-8864
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonbron, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens een huurachterstand van € 2.528,- tot en met maart 2022, en heeft daarnaast buitengerechtelijke kosten van € 344,12 gevorderd. Woonbron heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist, alsook betaling van de achterstallige huur en de lopende huur vanaf april 2022. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 mei 2022 werd vastgesteld dat de huurachterstand nog steeds € 2.528,- bedroeg. De kantonrechter heeft overwogen dat de gedaagde in verzuim was en dat de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar waren. De rechter heeft de omstandigheden van de gedaagde meegewogen, zoals de mishandeling door een opdrachtgever en de aanvraag voor schuldhulpverlening, maar heeft geconcludeerd dat de huurachterstand van meer dan vier maanden de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde.

De kantonrechter heeft de vordering van Woonbron toegewezen, de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen en bepaald dat de gedaagde de huur moet blijven betalen tot de ontruiming. De proceskosten zijn aan de gedaagde opgelegd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om tijdig aan hun betalingsverplichtingen te voldoen, en de mogelijkheden voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij ernstige huurachterstanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9756551 CV EXPL 22-8864
datum uitspraak: 10 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: [naam],
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 maart 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 10 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en de gemachtigde van Woonbron besproken.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt een woning aan [adres] van Woonbron. De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 632,- per maand en moet bij vooruitbetaling worden betaald.
2.2.
In de betaling van de huur is een achterstand ontstaan.

3..Het geschil

3.1.
Woonbron eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 2.872,12 met rente en de lopende huur vanaf 1 april 2022;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 2.528,- aan huur tot en met de maand maart 2022 en buitengerechtelijke kosten van € 344,12.
3.2.
Woonbron baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Zijn verweer wordt onder de beoordeling besproken.

4..De beoordeling

huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling nog altijd € 2.528,- was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand mei 2022. [gedaagde] heeft op 22 maart en 1 april 2022 huurtermijnen betaald, maar op 1 april 2022 en 1 mei 2022 zijn er weer huurtermijnen vervallen, zodat de huurachterstand per saldo gelijk is gebleven. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Woonbron te betalen. De gevorderde wettelijke rente wordt ook toegewezen, omdat [gedaagde] in verzuim is.
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
ontbinding huurovereenkomst
4.3.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.4.
In het kader van de gevorderde ontbinding en ontruiming weegt de kantonrechter de volgende omstandigheden af. Op het moment van dagvaarden was de huurachterstand gelijk aan ruim 4 maanden huur. Doordat [gedaagde] in de maanden maart en april de lopende huur heeft voldaan, is de huurachterstand per saldo gelijk gebleven. Het is natuurlijk erg dat [gedaagde] is mishandeld door een opdrachtgever en dat hij daarbovenop niet door hem betaald is, maar dat betekent niet dat Woonbron een huurachterstand van vier maanden hoeft te accepteren. Het is fijn dat [gedaagde] na het stoppen met zijn bedrijf een uitkering heeft aangevraagd – die op 22 april 2022 is ingegaan – en dat [gedaagde] inmiddels is aangemeld voor schuldhulpverlening. Het is dan ook goed dat [gedaagde] sinds januari 2022 de huur weer betaalt. [gedaagde] heeft echter niet aangegeven dat er op korte termijn een mogelijkheid tot aflossing is op de bestaande achterstand. Mede gelet op de hoogte van de huurachterstand is de kantonrechter daarom van oordeel dat de tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt.
4.5.
De vordering zal daarom worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt, gelet op de omstandigheden van [gedaagde], bepaald op veertien dagen.
4.6.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten [2] . Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
intentie tot een regeling
4.7.
De kantonrechter merkt nog op dat Woonbron heeft aangegeven open te staan om te praten over een regeling, onder het voorbehoud dat deze regeling via het schuldhulptraject van de gemeente tot stand komt.
proceskosten
4.8.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonbron tot vandaag vast op € 127,42 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 218,- tarief). Dit is totaal € 1.050,42.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonbron te betalen € 2.872,12 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo vanaf 1 december 2021 dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke betaling, heeft uitgestaan;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] aan Woonbron te betalen € 632,- met ingang van de maand juni 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Woonbron tot vandaag vastgesteld op € 1.050,42;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
44236

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.
2.Na ontbinding van de huurovereenkomst is op grond van artikel 7:225 BW een vergoeding gelijk aan de huurprijs verschuldigd.