In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonbron, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens een huurachterstand van € 2.528,- tot en met maart 2022, en heeft daarnaast buitengerechtelijke kosten van € 344,12 gevorderd. Woonbron heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist, alsook betaling van de achterstallige huur en de lopende huur vanaf april 2022. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 mei 2022 werd vastgesteld dat de huurachterstand nog steeds € 2.528,- bedroeg. De kantonrechter heeft overwogen dat de gedaagde in verzuim was en dat de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar waren. De rechter heeft de omstandigheden van de gedaagde meegewogen, zoals de mishandeling door een opdrachtgever en de aanvraag voor schuldhulpverlening, maar heeft geconcludeerd dat de huurachterstand van meer dan vier maanden de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde.
De kantonrechter heeft de vordering van Woonbron toegewezen, de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen en bepaald dat de gedaagde de huur moet blijven betalen tot de ontruiming. De proceskosten zijn aan de gedaagde opgelegd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om tijdig aan hun betalingsverplichtingen te voldoen, en de mogelijkheden voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij ernstige huurachterstanden.