ECLI:NL:RBROT:2022:5333

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
FT EA 22/281 en FT EA 22/282
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft verzoekster op 24 maart 2022 een verzoek ingediend om een dwangakkoord te verkrijgen met betrekking tot haar schulden. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling, waarbij verzoekster één schuldeiser, [naam schuldeiser], die weigerde in te stemmen met de aangeboden schuldregeling, heeft betrokken. De rechtbank heeft op 30 mei 2022 een zitting gehouden, waarbij de weigerende schuldeiser niet aanwezig was. Verzoekster heeft een schuld van € 181.083,27, waarvan een aanzienlijk deel, € 149.887,07, door [naam schuldeiser] wordt geclaimd. De aangeboden regeling voorziet in een uitkering van 4,97% aan de preferente schuldeisers en 2,47% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat negen van de tien schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling, en dat het voorstel is getoetst door de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank heeft het verzoek om [naam schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure op nihil vastgesteld. Het vonnis is uitgesproken door mr. C.G.E. Prenger op 13 juni 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 13 juni 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 24 maart 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten: [naam schuldeiser] , (hierna: [naam schuldeiser] ), die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[naam schuldeiser] heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 30 mei 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw R. van der Weijden, werkzaam bij De Maas Dienstverlening (hierna: beschermingsbewind);
  • mevrouw [persoon B] , werkzaam bij De Maas Dienstverlening.
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift tien schuldeisers, waarvan één preferente en tien concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 181.083,27 van verzoekster te vorderen. Aan de crediteuren wordt thans aangeboden 4,97 % aan de preferente schuldeisers en 2,47 % aan de concurrente schuldeisers. Verzoekster heeft bij brief van 23 december 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,86 % aan de preferente schuldeisers en 2,43 % aan de concurrente schuldeisers. De schuldenlast bedroeg op dat moment € 184.423,37.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar inkomsten uit nabestaandenpensioen en haar aanvullende Participatiewet-uitkering. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft een turbulente periode in haar leven doorgemaakt. Zij is geruime tijd dakloos geweest en tracht met behulp van het CVD (vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) haar leven op orde te krijgen. Zij is thans woonachtig in een woning met een zorgcontract, hetgeen betekent dat zij begeleiding krijgt. Zij volgt diverse cursussen om meer zelfredzaam te worden en verricht 24 uur vrijwilligerswerk per week. Zij heeft een werkcoach vanuit de gemeente Rotterdam die verzoekster behulpzaam zal zijn met het vinden van een geschikte betaalde dienstbetrekking. Verzoekster is actief doende met solliciteren en wenst zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat verzoekster zeer gemotiveerd is en alle medewerking verleent. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
[naam schuldeiser] stemt als enige niet met de aangeboden schuldregeling in. Zij heeft een vordering van € 149.887,07 op verzoekster, welke 82,8 % van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

De vordering van [naam schuldeiser] is ontstaan na de executieverkoop van een woning in 2014, en behelst thans € 149.887,07. In de contacten met schuldhulpverlening heeft [naam schuldeiser] aangegeven dat het aanbod dat is gedaan onacceptabel is. Het aanbod staat niet in verhouding met de totale vordering van [naam schuldeiser] .
In haar verweerschrift heeft [naam schuldeiser] zich op het standpunt gesteld dat verzoekster niet het maximaal haalbare heeft aangeboden. Dat de schuldenlast naar verwachting niet binnen drie jaar kan worden voldaan, betekent niet dat er sprake is van een uitzichtloze problematische schuldensituatie. Verzoekster is 50 jaar oud en kan gedurende de jaren tot aan haar pensionering werken en haar schulden aflossen. Het is niet ondenkbaar dat haar inkomen in de komende jaren nog gaat stijgen. [naam schuldeiser] is van mening dat er in de toekomst ruimere financiële mogelijkheden kunnen zijn. Zij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verzoekster via een dwangakkoord van haar hoge schuldenlast wil afkomen en eventuele toekomstige verhaalsmogelijkheden buiten bereik van de schuldeisers wil houden. Voorts stelt [naam schuldeiser] zich op het standpunt dat aan verzoekster een saldo uit een levenspolis ten onrechte aan verzoekster zelf is uitgekeerd, waardoor de restschuld hoog bleef. De beschermingsbewindvoerder heeft vanaf maart 2021 een voorlopige betalingsregeling getroffen van € 75,-- per maand. Door [naam schuldeiser] zijn slechts twee termijnen van € 75,-- ontvangen. Ten slotte stelt [naam schuldeiser] zich op het standpunt dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. [naam schuldeiser] heeft belang bij volledige nakoming van haar vordering en wil dat bereiken door met verzoekster betalingsregelingen af te spreken die passen bij haar situatie. [naam schuldeiser] verzoek de rechtbank dan ook om het verzoek dwangakkoord af te wijzen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft de weigerende schuldeiser geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100 % van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [naam schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 82,8 %.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negen van de tien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is haar baan verloren in de periode dat zij ook dakloos was (in de nasleep van de executoriale verkoop van de woning). Zij ontvangt (inmiddels) inkomsten uit een nabestaandenpensioen en aanvullende Participatiewet-uitkering. Verzoekster is door een diep dal gegaan en tracht met behulp van haar begeleiding haar leven weer op orde te krijgen. Zij krijgt onder meer hulp van een werkcoach. Verzoekster heeft de wil om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan en is actief aan het solliciteren. Schuldhulpverlening en de beschermingsbewindvoerder zullen periodiek toezien op de sollicitatieverplichting van verzoekster.
Ten aanzien van de levenspolis heeft verzoekster ter zitting verklaard, dat zij de gelden die zij heeft ontvangen, grotendeels heeft aangewend voor de achterstand in de hypotheek en bijkomende schulden. Deze waren ontstaan nadat inkomen wegviel als gevolg van het overlijden van de echtgenoot van verzoekster. Niet aannemelijk is geworden dat verzoekster te kwader trouw heeft gehandeld bij de afkoop van de polis en de aanwending van deze gelden. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de getroffen betalingsregeling met [naam schuldeiser] niet meer kon worden nagekomen door inkomensterugval. Daarnaast stroomde verzoekster door naar een zelfstandige woonruimte. De beschermingsbewindvoerder moest alles op alles zetten om de vaste lasten te kunnen voldoen. De beschermingsbewindvoerder heeft aangegeven diverse malen een budgetplan te hebben opgestuurd naar [naam schuldeiser] . [naam schuldeiser] is over het niet kunnen nakomen van de betalingsregeling op de hoogte gesteld.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Ten aanzien van verzoekster is op 6 december 2019 beschermingsbewind uitgesproken. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van verzoekster, het inkomen, haar ingeschatte toekomstige verdiencapaciteit en de hoogte van de totale schuldenlast, is naar het oordeel van de rechtbank voorts wel degelijk sprake van een problematische schuldenlast.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [naam schuldeiser] , die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [naam schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[naam schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [naam schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [naam schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.