ECLI:NL:RBROT:2022:5366

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
9678697 / CV EXPL 22-4227
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in vrijwaring met betrekking tot onrechtmatige hinder en schadevergoeding

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2022, is er een incident aanhangig gemaakt door [persoon B 1] c.s. in een geschil met [persoon A]. [persoon A] heeft in de hoofdzaak gevorderd dat [persoon B 1] c.s. de onrechtmatige situatie met betrekking tot de vloer in hun appartement beëindigen, gebaseerd op onrechtmatige hinder volgens artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek. In het incident vorderden [persoon B 1] c.s. om de heer [persoon C 1] en mevrouw [persoon C 2] in vrijwaring op te roepen, omdat zij meenden dat deze derden verantwoordelijk waren voor de schade die voortvloeit uit de situatie met de vloer. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de oproeping in vrijwaring tijdig was en dat er voldoende gronden waren om deze toe te staan. De rechter heeft vastgesteld dat er een rechtsverhouding bestaat tussen [persoon B 1] c.s. en de derden, waardoor deze laatste mogelijk verplicht zijn om de gevolgen van een veroordeling te dragen. De proceskosten in het incident zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak zal op 14 juli 2022 opnieuw op de rol komen voor conclusie van antwoord aan de zijde van [persoon B 1] c.s.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9678697 / CV EXPL 22-4227
datum uitspraak: 17 juni 2022
Vonnis in incident van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A],
wonende in [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. R.W. de Pater te Breda,
tegen

1..[persoon B 1] ,

2. [persoon B 2],
beiden wonende in [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
gemachtigde: mr. I.A.C. de Visser te Amsterdam.
De partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘ [persoon B 1] c.s.’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 2 februari 2022, met bijlagen 1 tot en met 10;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met bijlagen 1 tot en met 4;
  • de conclusie van antwoord in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
[persoon A] eist om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [persoon B 1] c.s. te veroordelen om binnen twee maanden na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de onrechtmatige situatie te beëindigen en beëindigd te houden, door de vloer in hun appartement aan de [adres 1] in Rotterdam (hierna: het appartement) aan de passen,
primairconform het advies van Kgigroep B.V. en
subsidiairconform het advies van TOP Expertise B.V., onder oplegging van een dwangsom van € 500,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, met een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen maximumbedrag per dag of gedeelte van een dag dat [persoon B 1] niet aan het gevorderde voldoet, kosten rechtens.
2.2.
[persoon A] baseert de eis op onrechtmatige hinder, als bedoeld in artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, door [persoon B 1] c.s.

3..Het geschil in het incident

3.1.
[persoon B 1] c.s. eisen dat hen wordt toegestaan om de heer [persoon C 1] (hierna: [persoon C 1] ) en mevrouw [persoon C 2] (hierna: [persoon C 2] ), wonende aan de [adres 2] ( [postcode] ) in [plaats] , in vrijwaring op te roepen, kosten rechtens.
3.2.
[persoon B 1] c.s. baseren de eis op het volgende. [persoon C 2] (als verkoper) en [persoon C 1] (als vertegenwoordiger van [persoon C 2] ) waren al vóór het sluiten van de koopovereenkomst voor het appartement op de hoogte van het conflict met [persoon A] en zij hebben daarover niets aan [persoon B 1] c.s. medegedeeld. Zij hebben hun mededelingsplicht geschonden en [persoon B 1] c.s. hebben daardoor bij de aankoop van het appartement gedwaald. [persoon B 1] c.s. zijn bovendien aanvullend met [persoon C 1] overeengekomen dat [persoon C 1] [persoon B 1] c.s. vrijwaart voor alle schade - van welke aard en omvang dan ook - die het gevolg is van of voortvloeit uit een vordering met betrekking tot geluidsoverlast gebaseerd op de huidige houten vloer. Gelet op het voorgaande moet de schade die zou zijn ontstaan ten gevolge van de gebreken aan de vloer voor rekening en risico van [persoon C 1] en [persoon C 2] komen.
3.3.
[persoon A] refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
De incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring is tijdig en vóór alle weren genomen. Ingevolge artikel 210 lid 1 Rv kan de gedaagde iemand in vrijwaring oproepen indien hij meent hiertoe gronden te hebben. Voldoende is dat gedaagde in de hoofdzaak genoegzaam stelt, dat tussen hem en de derde een rechtsverhouding bestaat krachtens welke de derde verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
4.2.
De onweersproken stellingen van [persoon B 1] c.s. zijn voldoende onderbouwd. Uit die stellingen volgt dat tussen hen enerzijds en [persoon C 1] en [persoon C 2] anderzijds een rechtsverhouding bestaat die mogelijk tot - gehele of gedeeltelijke - vrijwaring door [persoon C 1] en [persoon C 2] verplicht, zodat aan de vereisten voor oproeping in vrijwaring is voldaan.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
5.1.
staat toe dat de heer [persoon C 1] en mevrouw [persoon C 2] , wonende aan de [adres 2] ( [postcode] ) in [plaats] , door [persoon B 1] c.s. worden gedagvaard tegen de rolzitting van
donderdag 14 juli 2022 om 15:30 uur;
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
donderdag 14 juli 2022 om 15:30 uurvoor conclusie van antwoord aan de zijde van [persoon B 1] c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
38671