ECLI:NL:RBROT:2022:5373
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor maatschappelijke opvang op grond van de Wmo
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die om opvang had verzocht op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het verzoeker was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 30 mei 2022. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 20 juni 2022 was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter overwoog dat, indien er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als er onverwijlde spoed is. De voorzieningenrechter beoordeelde de rechtmatigheid van het bestreden besluit, maar benadrukte dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
Verzoeker, die in 2021 vanuit Aruba naar Nederland was gekomen, had eerder in Amsterdam een verzoek om opvang ingediend, dat was afgewezen op grond van voldoende zelfredzaamheid. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker op dat moment geen vaste opvangplek had en dat er een spoedeisend belang was. Verweerder had echter gesteld dat verzoeker een grotere kans op een succesvol traject had in Amsterdam, wat verzoeker betwistte. Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.