ECLI:NL:RBROT:2022:5373

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
ROT 22/2649
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor maatschappelijke opvang op grond van de Wmo

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die om opvang had verzocht op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het verzoeker was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 30 mei 2022. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 20 juni 2022 was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter overwoog dat, indien er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als er onverwijlde spoed is. De voorzieningenrechter beoordeelde de rechtmatigheid van het bestreden besluit, maar benadrukte dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.

Verzoeker, die in 2021 vanuit Aruba naar Nederland was gekomen, had eerder in Amsterdam een verzoek om opvang ingediend, dat was afgewezen op grond van voldoende zelfredzaamheid. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker op dat moment geen vaste opvangplek had en dat er een spoedeisend belang was. Verweerder had echter gesteld dat verzoeker een grotere kans op een succesvol traject had in Amsterdam, wat verzoeker betwistte. Uiteindelijk oordeelde de voorzieningenrechter dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2649
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juli 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. J. Oversluizen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hielkema).

Procesverloop

Bij besluit van 30 mei 2022 heeft verweerder het verzoek van verzoeker om toelating tot de maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 juni 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
Inleiding
2. Verzoeker is in 2021 vanuit Aruba naar Nederland gekomen. Na een korte tijd in Winschoten te hebben verbleven, is verzoeker naar Amsterdam gegaan waar hij ingeschreven heeft gestaan en - naar eigen zeggen één maand - in de opvang heeft verbleven. Vervolgens is verzoeker naar Rotterdam gegaan waar hij korte tijd bij zijn broer heeft gewoond, maar zijn broer ging samenwonen waardoor hij daar niet meer kon blijven. Daarna heeft verzoeker met behulp van zijn broer onderdak in Rotterdam gevonden. Hij moest deze woonruimte met een andere persoon delen met wie hij ruzie heeft gekregen, omdat hij geen kenteken op zijn naam wilde zetten.
Op 27 mei 2022 heeft verzoeker zich bij het Wmo-loket van de gemeente Rotterdam gemeld om een verzoek om opvang te doen.
In de gemeente Amsterdam is verzoekers verzoek om opvang op grond van de Wmo op
2 juni 2022 afgewezen op de grond dat hij voldoende zelfredzaam zou zijn.
Spoedeisend belang
3.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
3.2.
De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Verzoeker heeft op dit moment geen vaste opvangplek. Verweerder heeft verzoeker doorverwezen naar de gemeente Amsterdam, maar daar is zijn verzoek om opvang op grond van de Wmo op 2 juni 2022 afgewezen omdat verzoeker beperkt zelfredzaam is. Verder heeft verzoeker gesteld dat hij niet meer als oproepkracht kan fungeren, omdat hij eerst een vaste verblijfplaats moet hebben voordat hij zijn werkzaamheden als oproepkracht kan voortzetten.
Standpunten van partijen
4.1.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat na onderzoek is vastgesteld dat verzoeker een grotere kans op een succesvol traject heeft in de (centrum)gemeente Amsterdam. Volgens verweerder is niet gebleken dat er gelet op verzoekers persoonlijke situatie een aanmerkelijk belang bestaat waardoor van de verwijzing naar de gemeente Amsterdam zou moeten worden afgeweken.
4.2.
Verzoeker voert aan dat hij onvoldoende zelfredzaam is om op straat te overleven.
Verzoeker meent dat hij van het kastje naar de muur wordt gestuurd, nu de gemeente Amsterdam zijn verzoek om opvang heeft afgewezen. Verzoeker is meer gebonden aan de regio Rotterdam, nu hij daar sinds 23 juli 2021 als oproepkracht werkzaam is geweest. Verzoeker bestrijdt dat hij een grotere kans op een succesvol traject in de gemeente Amsterdam heeft. Omdat verzoeker momenteel geen vaste verblijfplaats meer heeft, wordt hij momenteel niet als oproepkracht ingezet. Verzoeker stelt dat hij voldoet aan alle criteria voor toelating tot Centraal Onthaal Volwassenen. Het onderzoek naar zijn individuele situatie is onzorgvuldig geweest, omdat dit niet inzichtelijk is, aldus verzoeker.
4.3.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in de nog te nemen beslissing op bezwaar een wijziging van de grondslag van de afwijzing zal plaatsvinden. De afwijzingsgrond zal worden dat verzoeker (beperkt) zelfredzaam is, nu hij in Rotterdam werk heeft kunnen vinden en hij zich daar zelfstandig heeft kunnen handhaven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan verweerder in het kader van de algehele heroverweging in bezwaar het besluit repareren en deze nieuwe afwijzingsgrond hanteren. Uit de door verzoeker naar voren gebrachte omstandigheden blijkt dat het dat verzoeker destijds onvoorbereid vanuit Aruba naar Nederland is gekomen en dat hij problemen heeft met het vinden van huisvesting. Niet is gebleken van verslavingsproblematiek dan wel ernstige psychische of psychosociale problemen. Evenmin is gebleken dat verzoeker niet in staat is zich in de maatschappij te handhaven.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft het bezwaar geen redelijke kans van slagen.
Conclusie
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2022.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te tekenen.
Griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.