ECLI:NL:RBROT:2022:5401

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
Rekestnummer 18-1223
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de schone lei in het kader van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in informatie- en sollicitatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die op 10 oktober 2018 was uitgesproken. De schuldenares was toegelaten tot de regeling, maar heeft zich niet gehouden aan haar informatie- en sollicitatieverplichtingen. De bewindvoerder, P.H.L. Adam, heeft op 16 maart 2022 verslag uitgebracht over de beëindiging van de regeling, en op 19 april 2022 heeft hij de rechtbank geïnformeerd over de stand van zaken. Tijdens de zittingen op 28 april en 30 mei 2022 is de schuldenares niet verschenen, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares tekort is geschoten in haar verplichtingen, waaronder het niet tijdig indienen van sollicitatiebewijzen en het niet informeren van de bewindvoerder over haar aanmelding als mogelijk slachtoffer van de kinderopvangtoeslagaffaire.

De rechtbank oordeelt dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank benadrukt dat de schuldsaneringsregeling een kans biedt op een schone lei, maar dat hieraan strikte verplichtingen zijn verbonden. De tekortkomingen van de schuldenares zijn niet van geringe betekenis en kunnen niet worden genegeerd. De rechtbank heeft besloten de schone lei te weigeren en heeft de beëindiging van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Tevens is een verificatievergadering gelast, gezien de mogelijke status van de schuldenares als slachtoffer van de kinderopvangtoeslagaffaire. De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.989,71.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 13 juni 2022
Bij vonnis van deze rechtbank van 10 oktober 2018 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: P.H.L. Adam.

1..De procedure

Schuldenares is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling op 10 oktober 2018.
Bij beschikking van 25 september 2020 heeft de rechter-commissaris de regeling verlengd met een periode van zeven maanden tot 10 mei 2022, teneinde schuldenares in de gelegenheid te stellen om het gebrek in de sollicitatieverplichting te herstellen.
De bewindvoerder heeft op 16 maart 2022 schriftelijk verslag uitgebracht over de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Op 19 april 2022 heeft de bewindvoerder de rechtbank bericht omtrent de laatste stand van zaken.
De beëindiging is behandeld ter terechtzitting van 28 april 2022. De bewindvoerder, de heer P.H.L. Adam en beschermingsbewindvoerder, de heer E. Koster, werkzaam bij Bilancio Budget, zijn verschenen. Schuldenares is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht, niet ter terechtzitting van 28 april 2022 verschenen. De rechtbank heeft bepaald dat schuldenares opnieuw diende te worden opgeroepen voor een telefonische behandeling op 30 mei 2022.
Ter zitting van 30 mei 2022 zijn telefonisch gehoord:
  • De bewindvoerder voornoemd;
  • De beschermingsbewindvoerder voornoemd.
Schuldenares is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat hij diverse malen aan schuldenares heeft aangegeven dat het van groot belang is dat zij haar telefoon op
30 mei 2022 opneemt. Schuldenares was op 30 mei 2022 niet telefonisch bereikbaar.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

In het eindverslag en in de laatste stand van zaken heeft de bewindvoerder zich op het standpunt gesteld dat schuldenares tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen die vanuit de wettelijke schuldsaneringsregeling op haar van toepassing zijn. De bewindvoerder adviseert de rechtbank de schuldsaneringsregeling te beëindigen zonder toekenning van de schone lei.
Schuldenares is haar informatieverplichting onvoldoende nagekomen. Eerst ter zitting van 28 april 2022 is duidelijk geworden dat schuldenares mogelijk slachtoffer is van de kinderopvangtoeslagaffaire. De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting van 28 april 2022 verklaard dat hij een brief heeft ontvangen van de belastingdienst, gedateerd 1 april 2022, waaruit blijkt dat de belastingdienst meer tijd nodig heeft om te beoordelen of schuldenares als slachtoffer kan worden aangemerkt. De bewindvoerder was niet op de hoogte van de aanmelding van schuldenares als mogelijk slachtoffer van de kinderopvangtoeslagaffaire.
Daarnaast is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting. De laatste aantoonbare sollicitaties zijn verricht in juli 2020. Nadien heeft de bewindvoerder ondanks herhaaldelijk verzoek geen sollicitatiebewijzen meer ontvangen.

3..De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 70.175,16 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van informatieverplichting en sollicitatieverplichting en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de tekortkomingen in de nakoming van de informatieverplichting deels zijn hersteld. De beschermingsbewindvoerder heeft ontbrekende informatiestukken vlak voor de zitting ter behandeling van de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling aan de bewindvoerder verstrekt. Schuldenares heeft echter nagelaten de bewindvoerder te informeren omtrent de aanmelding bij de belastingdienst als mogelijk slachtoffer van de kinderopvangtoeslagaffaire. De aanmelding is door schuldenares zelf verricht. Dit is belangrijke informatie die schuldenares in het kader van haar schuldsaneringsregeling aan de bewindvoerder had moeten verstrekken. Uit de verklaring van de beschermingsbewindvoerder ter terechtzitting is gebleken dat de beschermingsbewindvoerder eerst door de brief van de belastingdienst op de hoogte is geraakt van de aanmelding van schuldenares.
Voorts is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting. De laatste aantoonbare sollicitatiebewijzen zijn ontvangen in juli 2020. Ook eerder in de regeling, te weten in de periode juni tot en met december 2019 en maart 2020 tot en met mei 2020 heeft schuldenares niet (voldoende) gesolliciteerd. Op 8 januari 2020 heeft er een verhoor plaatsgevonden om de tekortkoming in de sollicitatieplicht te bespreken. Teneinde schuldenares in de gelegenheid te stellen de tekortkoming in de sollicitatieplicht te herstellen, is de duur van de schuldsaneringsregeling met zeven maanden verlengd. Aan het niet nakomen van de sollicitatieverplichting in maart tot en met mei 2020 in verband met Covid-19 en de daaruit voortvloeiende schooltaken van de drie minderjarige kinderen van schuldenares heeft de rechter-commissaris geen consequenties verbonden.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na de waarschuwingsbrief van 13 maart 2019, alsmede het verhoor van 8 januari 2020, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
Feiten of omstandigheden op grond waarvan de tekortkomingen conform artikel 354 lid 2 Faillissementswet, gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis, buiten beschouwing dienen te blijven, zijn niet gesteld, noch gebleken.
Voorts biedt verlenging van de regeling, teneinde schuldenares in staat te stellen de tekortkoming in de informatie- en sollicitatieverplichting te herstellen, geen soelaas. Om een dergelijke verlenging te bespreken had schuldenares immers zelf ter zitting aanwezig moeten zijn, teneinde haar standpunt hierover kenbaar te maken. Ook van een extra geboden kans haar standpunt kenbaar te maken, heeft schuldenares geen gebruik gemaakt.
De schone lei zal daarom worden geweigerd.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank zal, nu schuldenares mogelijk slachtoffer is van de kinderopvang-toeslagaffaire, een verificatievergadering gelasten.

4..De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat de schuldenares toerekenbaar in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenares eindigen op 10 mei 2022;
- stelt het salaris voor de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten, overnamevergoeding en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.989,71;
- bepaalt dat een verificatievergadering wordt belegd op een nader door de rechtbank
te bepalen datum.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.