Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- De bewindvoerder voornoemd;
- De beschermingsbewindvoerder voornoemd.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die op 10 oktober 2018 was uitgesproken. De schuldenares was toegelaten tot de regeling, maar heeft zich niet gehouden aan haar informatie- en sollicitatieverplichtingen. De bewindvoerder, P.H.L. Adam, heeft op 16 maart 2022 verslag uitgebracht over de beëindiging van de regeling, en op 19 april 2022 heeft hij de rechtbank geïnformeerd over de stand van zaken. Tijdens de zittingen op 28 april en 30 mei 2022 is de schuldenares niet verschenen, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares tekort is geschoten in haar verplichtingen, waaronder het niet tijdig indienen van sollicitatiebewijzen en het niet informeren van de bewindvoerder over haar aanmelding als mogelijk slachtoffer van de kinderopvangtoeslagaffaire.
De rechtbank oordeelt dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rechtbank benadrukt dat de schuldsaneringsregeling een kans biedt op een schone lei, maar dat hieraan strikte verplichtingen zijn verbonden. De tekortkomingen van de schuldenares zijn niet van geringe betekenis en kunnen niet worden genegeerd. De rechtbank heeft besloten de schone lei te weigeren en heeft de beëindiging van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. Tevens is een verificatievergadering gelast, gezien de mogelijke status van de schuldenares als slachtoffer van de kinderopvangtoeslagaffaire. De rechtbank heeft het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.989,71.