ECLI:NL:RBROT:2022:5498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
9591154 VZ VERZ 21-107
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst met toekenning van billijke vergoeding en transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerder]. [Verzoeker], een vennootschap die zich bezighoudt met de agentuur en commissiehandel in oliën, had verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], die sinds 3 februari 2020 in dienst was als broker liquid oils. [Verzoeker] stelde dat er sprake was van disfunctioneren van [verweerder] en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter oordeelde dat er geen voldoende onderbouwing was voor het disfunctioneren, maar dat er wel sprake was van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Dit werd onderbouwd door de spanningen binnen het team en het feit dat [verweerder] en zijn collega's niet meer met elkaar konden samenwerken.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [verzoeker] tekort is geschoten in haar rol als werkgever, wat heeft geleid tot de verstoorde verhouding. Daarom werd aan [verweerder] een billijke vergoeding van € 75.000,- toegekend, naast een transitievergoeding van € 8.002,08. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 mei 2022. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en [verweerder] heeft recht op zijn salaris van € 11.575,- bruto per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9591154 VZ VERZ 21-107
uitspraak: 2 maart 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma
[verzoeker],
gevestigd te [vestigingsplaats verzoeker],
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.B. Evenboer,
en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Quintessent B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.B. Evenboer,
en
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Jumée B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.B. Evenboer,
tegen
[verweerder],wonende te [woonplaats verweerder],
verweerder,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoeker] en [verweerder].

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 16 december 2021, met producties;
  • het verweerschrift, met producties;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [verzoeker].
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 februari 2022.

2..De vaststaande feiten

2.1
[verzoeker] is een vennootschap die zich bezighoudt met de agentuur en commissiehandel in oliën, vetten en oliezaden. Er zijn circa tien personen werkzaam. De werkzaamheden zijn verdeeld over twee teams: een zogenoemde tropische desk en een team liquid. De verkopers, inclusief de vennoten werken, in één ruimte aan een grote tafel.
2.2
[verweerder] (43 jaar) is vanaf 3 februari 2020 bij [verzoeker] in dienst gekomen in de functie van broker liquid oils tegen een salaris van € 11.575,- bruto exclusief emolumenten. De hoogte van het salaris is mede bepaald op grond van de werkervaring van [verweerder] bij zijn vorige werkgever in dezelfde branche.
2.3
[verweerder] heeft ingestemd met een loonoffer voor de duur van een jaar ingaande op 1 november 2020.
2.4
[verweerder] is vanaf 4 november 2021 vrijgesteld van arbeid.

3..Het verzoek

3.1
[verzoeker] verzoekt om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden op de kortst mogelijke termijn, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2
[verzoeker] legt aan haar verzoek ten grondslag dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding omdat [verweerder] disfunctioneert, danwel dat tussen partijen sprake is van een verstoring in de arbeidsverhouding die zodanig is dat van [verzoeker] niet langer gevergd kan worden dat zij de arbeidsverhouding nog langer laat voortduren.

4..Het verweer en nevenverzoeken

4.1
[verweerder] heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.
4.2
Voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om bij beschikking, [verzoeker] te veroordelen aan hem de transitievergoeding en een billijke vergoeding te betalen. Voorts verzoekt [verweerder] voor recht te verklaren dat hij recht heeft op zijn salaris van € 11.575,00 per maand, exclusief 8% vakantiegeld alsmede [verzoeker] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te betalen binnen 14 dagen na het in deze te wijzen beschikking het achterstallige salaris vanaf 1 november 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50%.
4.3
[verweerder] legt aan dat verzoek ten grondslag dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Voor het salaris geldt dat de afspraak voor het lagere salaris voor de duur van één jaar is gemaakt en dat die periode inmiddels is verstreken.

5..De beoordeling

5.1
Ten aanzien van het door [verzoeker] aan [verweerder] te betalen loon, geldt dat [verzoeker] is gehouden om vanaf 1 november 2021 het oorspronkelijke salaris te betalen. Tussen partijen staat vast dat de afspraak om minder loon te betalen voor de duur van een jaar is overeengekomen. Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die erop wijzen dat partijen een nieuwe afspraak hebben gemaakt. [verzoeker] heeft dan ook zonder reden ook na 1 november 2021 de betaling van het lagere bedrag aan salaris voortgezet. De verzochte verklaring voor recht zal worden toegewezen. Ook zal de verzochte wettelijke verhoging over het achterstallige salaris worden toegewezen.
5.2
Voor de verzochte ontbinding geldt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is (limitatief) omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
5.3
Als grond voor de ontbinding heeft [verzoeker] allereerst gesteld dat er sprake is van disfunctioneren van [verweerder].
5.4
Partijen verschillen van mening over het functioneren van [verweerder] binnen [verzoeker] en het al dan niet daarop zijn aangesproken. Voor zover er sprake zou zijn van disfunctioneren, geldt echter dat [verzoeker] dit nauwelijks heeft onderbouwd met (getekende) gespreksverslagen en interventies gericht op verbetering. En hoewel uit het dossier en hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gebracht kan worden afgeleid dat met [verweerder] is gesproken over zijn werkwijze – niet zonder meer als verbeterpunt maar meer bij wijze van signalering – kan bij gebrek aan onderbouwing en met name vastlegging daarvan deze grond de verzochte ontbinding niet dragen.
5.5
Dat is anders voor de subsidiaire grond voor de verzochte ontbinding, de verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW.
5.6
Gelet op de ervaring die [verweerder] in de branche had was er kennelijk sprake van zekere verwachtingen bij [verzoeker]. Dat kan ook worden afgeleid uit het salaris dat zij [verweerder] bood, namelijk meer dan dat van de overige werknemers en ook meer dan de vennoten. In het zogenoemde Plan van Aanpak dat reeds drie maanden na indiensttreding van [verweerder] is opgemaakt door de vennoten en door dezen als verbeterplan wordt gepresenteerd, wordt de discrepantie tussen die verwachtingen, het salaris en de realiteit met zoveel woorden benoemd. Voorts wordt een aantal aandachtspunten benoemd, zoals de aanwezigheid van [verweerder], zijn kennis van de liquide en tropische markt, de communicatie met de vennoten en het werken in teamverband. En ten slotte het doel om op jaarbasis een omzet van minimaal 2,5 maal het salaris te realiseren, terwijl op dat moment (volgens aangehaald stuk) de omzet van [verweerder] ver achterblijft bij dat van de andere teamleden.
5.7
Het salaris van [verweerder] is ook nadien kennelijk op de (interne) verhoudingen blijven drukken. Reden waarom [verweerder] heeft ingestemd met een loonoffer als kostenbesparende maatregel in verband met de liquiditeit van [verzoeker]. Niettemin zijn er spanningen in het team gebleven danwel gerezen, die er toe hebben geleid dat de overige teamleden hebben uitgesproken en verklaard niet meer met [verweerder] te willen samenwerken.
5.8
Gezien de wijze waarop [verzoeker] het werk heeft ingericht, namelijk gezamenlijk aan één tafel en aldaar ook alle werkbesprekingen doen, wordt verdere samenwerking van [verweerder] en zijn collega’s onder de geschetste omstandigheden wel heel moeizaam. Te meer omdat [verweerder] zelf daarin geen probleem lijkt te zien.
5.9
Bij de mondeling behandeling heeft [verweerder] desgevraagd te kennen gegeven geen probleem te hebben met terugkeer bij [verzoeker]. Daarmee geeft hij er blijk van de ontstane situatie en zijn rol daarin volledig te miskennen. Met [verzoeker] kan dan ook worden geoordeeld dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Dat [verweerder] zich bij deze stand van zaken kennelijk zonder reserve nog ziet terugkeren bij [verzoeker] maakt bovendien dat van [verzoeker] niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
5.1
Zover had het mogelijk niet hoeven komen. Uit het dossier en hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gebracht blijkt onvoldoende van concrete stappen van [verzoeker] richting [verweerder] om dit probleem onder de aandacht te brengen en de situatie te verbeteren bijvoorbeeld door het inschakelen van professionele hulp. Wanneer er irritaties binnen het team waren, had dit uitgebreider aan de orde moeten komen dan nu gebeurd is. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat [verzoeker] op dit punt is tekortgeschoten en dat haar dit als werkgever kan worden verweten, zozeer dat aan [verweerder] een billijke vergoeding zal worden toegekend.
5.11
Voor de berekening van de billijke vergoeding is rekening gehouden met de uitgangspunten zoals de Hoge Raad die heeft bepaald in New Hairstyle (ECLI:NL:HR:2017:1187). Hierbij is onder meer van belang of [verweerder] makkelijk elders een nieuwe baan kan vinden. Partijen zijn het hierover oneens. [verzoeker] heeft aangevoerd dat de branche meerdere makelaarskantoren kent en dat ook binnen andere branches makelaarskantoren zijn waar [verweerder] zijn kennis en ervaring kan toepassen. [verweerder] heeft onvoldoende onderbouwd waarom er volgens hem geen andere carrièrekansen binnen de branche zijn dan bij [naam bedrijf] (zijn vorige werkgever) of [verzoeker] en waarom hij zijn kennis en ervaring niet bij makelaars die actief zijn in andere productgroepen kan toepassen. Dat [verweerder] dit ook met zijn eigen bedrijf zou kunnen doen is op basis van de stellingen van [verzoeker] en de weerspreking van [verweerder] van die stellingen niet voldoende onderbouwd.
5.12
De veronderstelling van [verweerder] dat hij, weggedacht de aangevoerde ontbindingsgronden, mogelijk tot aan zijn pensionering bij [verzoeker] zou zijn gebleven, miskent de rol van [verweerder] ook al is [verzoeker] tekortgeschoten. Anders dan de verzochte vergoeding die het equivalent is van tien bruto jaarsalarissen ligt, gelet op voormelde omstandigheden, een vergoeding gelijk aan zes maandsalarissen meer in de rede.
5.13
De rol van [verweerder] kwalificeert niet als ernstig verwijtbaar handelen, zodat gelet op de opzegtermijn van vier maanden en de proceduretijd, de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per 1 mei 2022.
5.14
De transitievergoeding zoals deze is berekend door [verzoeker], heeft [verweerder] niet weersproken. De transitievergoeding van € 8.002,08 zal worden toegewezen.
5.15
Omdat de ontbinding zal worden uitgesproken onder toekenning van een billijke vergoeding zal [verzoeker] gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
5.16
Gelet op de omstandigheden die aan deze procedure vooraf zijn gegaan, is er aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Tenzij [verzoeker] haar verzoek intrekt, in dat geval zal zij worden veroordeeld in de kosten van [verweerder].

6..De beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart voor recht dat [verweerder] met ingang van 1 november 2021 recht heeft op het salaris van € 11.575,- bruto, exclusief vakantiegeld;
  • veroordeelt [verzoeker] aan [verweerder] te betalen het achterstallige salaris vanaf 1 november 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 50%;
  • bepaalt dat de termijn waarbinnen [verzoeker] het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier met gelijktijdige toezending van een kopie daarvan aan de gemachtigde van [verweerder] zal lopen tot en met 16 maart 2022;

in het geval [verzoeker] het verzoek niet binnen die termijn intrekt:

  • ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerder] met ingang van 1 mei 2022;
  • veroordeelt [verzoeker] om aan [verweerder] te betalen een transitievergoeding ter hoogte van € 8.002,08 bruto;
  • veroordeelt [verzoeker] om aan [verweerder] te betalen een billijke vergoeding van € 75.000,- bruto;
  • compenseert de proceskosten, in die zin dat partijen ieder de eigen kosten van deze procedure dragen;
  • verklaart bovengenoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
en indien [verzoeker] het verzoek binnen die termijn intrekt:
- veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van [verweerder] bepaald op € 747,- aan salaris voor de gemachtigde;
in alle gevallen:
- wijst af het meer of anders verzochte en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
623/41645