In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een verzetprocedure waarin de ontvankelijkheid van het verzet van [gedaagde01] tegen een eerder verstekvonnis van 29 januari 2020 aan de orde is. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde01] tijdig verzet heeft aangetekend, omdat hij pas op 29 juni 2021 kennisnam van het verstekvonnis. De rechtbank heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van Buffing Drankengroothandel B.V. tegen [gedaagde01] uitgevoerd. Buffing stelde dat er een overeenkomst was gesloten voor de levering van dranken, maar [gedaagde01] betwistte dat hij in persoon een overeenkomst had gesloten, en voerde aan dat de overeenkomst was gesloten door El Mondial Grande B.V., de vennootschap waarvan hij bestuurder was. De rechtbank concludeerde dat er geen overeenkomst tussen Buffing en [gedaagde01] in persoon tot stand was gekomen, en dat de vorderingen van Buffing op deze grondslag niet konden worden toegewezen. Daarnaast werd de vraag behandeld of [gedaagde01] als bestuurder van El Mondial aansprakelijk was voor de niet-nakoming van de betalingsverplichtingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat [gedaagde01] persoonlijk een ernstig verwijt kon worden gemaakt, en wees de vorderingen van Buffing af. Het verstekvonnis werd vernietigd en Buffing werd veroordeeld tot terugbetaling van ontvangen bedragen aan [gedaagde01].