ECLI:NL:RBROT:2022:5524
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de tegemoetkoming op grond van de NOW 3 voor horecaondernemingen met payrollconstructie
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2022, behandeld onder de zaaknummers ROT 21/1274 en ROT 21/1275, zijn de beroepen van eiser tegen de hoogte van de tegemoetkoming voor zijn horecazaken, Café [naam café 1] en Café [naam café 2], op grond van de Derde tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 3) aan de orde. Eiser, die een eenmanszaak heeft met meerdere vestigingen in Hoek van Holland, had personeel ingehuurd via een payrollbedrijf. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op € 4.402,- voor Café [naam café 1] en € 5.311,- voor Café [naam café 2]. Eiser was van mening dat het Uwv ten onrechte geen rekening had gehouden met de betalingen aan het payrollbedrijf bij de berekening van de loonsom, en dat de NOW-regeling bedoeld was om de arbeidskosten te compenseren.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv de loonsom correct had berekend, aangezien het personeel dat via het payrollbedrijf was ingehuurd, niet onder het loonheffingsnummer van eiser viel. De rechtbank concludeerde dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het belang van een snelle uitvoering van de NOW-regeling zwaarder mocht laten wegen dan de belangen van eiser. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat de hoogte van de tegemoetkomingen niet verandert en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de NOW-regeling en de keuze van de minister om geen rekening te houden met payrollkosten in de loonsom, wat in lijn is met de doelstellingen van de regeling om werkgevers snel en effectief te ondersteunen in tijden van crisis.