Naar de man onweersproken stelt hebben partijen gezamenlijk gekozen hebben voor de (kwaliteit van de) huidige school van de minderjarige, te weten de Christelijke Basisschool De Stelberg, aan de Clazina Kouwenbergzoom 130 te Rotterdam, ook al lag deze school niet het dichtst bij de woonadressen van partijen en liep de minderjarige niet zelf naar school. De man vindt de PWA niet of in ieder geval minder geschikt. Hij kan zich niet vinden in de richtlijnen van deze school, en hij vindt de school ten opzichte van de huidige school van de minderjarige oubollig. Gelet de op weloverwogen keuze voor de huidige school, lag het op de weg van de vrouw te onderbouwen dat de PWA ook voldoet aan wat partijen belangrijk vonden bij hun eerdere keuze. Met inachtneming van de betwisting door de man, is zij daarin niet geslaagd.
Uit wat partijen stellen volgt voor de rechtbank dat er op de huidige school geen problemen zijn voor de minderjarige.
De vrouw stelt onweersproken dat de zorgregeling ongewijzigd blijft bij een wisseling van de school.
Met zijn onderbouwing dat de minderjarige sociale contacten in de omgeving van de huidige woning van de vrouw kan opdoen via voetbal, zwemmen en de kinderrijke buurt waarin de vrouw woont, betwist de man gemotiveerd dat, zoals de vrouw stelt, het belangrijk is voor de minderjarige om naar school te gaan in de buurt van de woning van de vrouw. De vrouw weerlegt deze betwisting van de man niet, ook niet met haar stelling dat de overgang van de middelbare school gemakkelijker zal zijn omdat de minderjarigen dan kinderen van de basisschool heeft om mee op te trekken. Dit is geen vaststaand gegeven; dit hangt af van meerdere omstandigheden die op voorhand niet te voorspellen zijn.
Bij het belang van de minderjarige betrekt de rechtbank verder dat er de afgelopen twee jaar veel veranderingen in zijn leven zijn geweest; zijn ouders zijn gescheiden, hij heeft een halfbroertje gekregen, krijgt daarnaast nog een halfbroertje - of zusje, en zijn moeder is verhuisd. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige die zo ernstig zijn dat er bij de kinderrechter is verzocht om een ondertoezichtstelling. Een volgende verandering, zijnde een wisseling van school, verhoudt zich daarom niet goed met het belang van de minderjarige.
De juistheid van de stelling van de vrouw dat de minderjarige zodanig last heeft van wagenziekte dat het te belastend is voor hem om met de auto naar school te worden gebracht, is voor de rechtbank niet vast komen te staan.