ECLI:NL:RBROT:2022:5630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
C/10/636647 / JE RK 22-857
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallen verklaring van schriftelijke aanwijzing inzake contactregeling tussen ouders en minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te vervallen te verklaren. De moeder en de (stief)vader van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en de moeder oefent alleen het gezag over [voornaam minderjarige 2] uit. De minderjarigen verblijven in een gezinshuis en zijn onder toezicht gesteld. De GI had op 29 maart 2022 een contactregeling vastgesteld, waarbij de moeder en de (stief)vader om de twee weken contact met de kinderen konden hebben. De moeder was het niet eens met deze regeling en verzocht om een vervallenverklaring, omdat zij en de (stief)vader meer contact met de kinderen wilden en de huidige regeling hen te veel afstand deed voelen. De kinderrechter heeft de zaak op 26 april 2022 behandeld en de moeder en de (stief)vader hebben hun standpunt toegelicht. De GI heeft verweer gevoerd en aangegeven dat de huidige regeling in het belang van de kinderen is, omdat zij na de bezoeken met de ouders stress ervaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing van de GI voor wat betreft de frequentie van het contact achterhaald is door de ontwikkelingen en heeft de aanwijzing gedeeltelijk vervallen verklaard. De nieuwe regeling houdt in dat de ouders om de week een fysiek bezoek hebben en in de tussenliggende weken contact via (video)bellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/636647 / JE RK 22-857
datum uitspraak: 10 mei 2022

beschikking

in de zaak van

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
betreffende

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2011 te [geboorteplaats minderjarige 1] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2012 te [geboorteplaats minderjarige 2] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam (stief)vader] ,

hierna te noemen de (stief)vader, wonende te [woonplaats (stief)vader] ,

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 12 april 2022, ingekomen bij de griffie op 12 april 2022;
- het e-mailbericht van de GI van 15 april 2022;
- de brief met bijlagen van de GI, ongedateerd, ingekomen bij de griffie op 19 april 2022;
- het e-mailbericht met bijlagen van de GI van 25 april 2022.
De kinderrechter heeft de zaak op 26 april 2022 ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. D.C.D. Newoor,
- de (stief)vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

De moeder en de (stief)vader oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [voornaam minderjarige 1] op grond van artikel 1:251 Burgerlijk Wetboek (BW). De moeder oefent het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 2] alleen uit.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven in een gezinshuis.
Bij beschikking van 15 februari 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 29 september 2022. Ook is bij die beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, met ingang van 15 februari 2022 tot 15 augustus 2022.
De GI heeft op 29 maart 2022 in een schriftelijke aanwijzing de contacten tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] vastgesteld. In de schriftelijke aanwijzing is, voor zover van belang, de volgende contactregeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] opgenomen:
“Frequentie: iedere 2 weken - duur: 1,5 uur. (…)
Voorwaarden:
(…)
* U bent op tijd. Bent u er na 20 minuten niet (zonder bericht) zal het bezoek niet doorgaan;
(…)
Omdat er na een aantal omgangsmomenten meer zicht is op hoe de omgangsmomenten voor de kinderen zijn en we beter in kunnen schatten welke frequentie en vorm de kinderen het meest zal helpen, vindt er op 7 april 2022 een evaluatie plaats. Aan de hand van deze evaluatie zal LJ&R opnieuw de frequentie en vorm van het bezoek overwegen.”

Het verzoek

De moeder heeft verzocht het voornoemde besluit van 29 maart 2022 van de GI vervallen te verklaren, althans dusdanige aanwijzingen vast te stellen die de kinderrechter in goede justitie zal vermenen te behoren.

Het standpunt van de moeder (en de (stief)vader)

Door en namens de moeder is ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De (stief)vader heeft recent zowel [voornaam minderjarige 1] als [voornaam minderjarige 2] als zijn kinderen erkend. Voor [voornaam minderjarige 2] is het blijkbaar nog niet verwerkt in de Basisregistratie personen.
Op 29 maart 2022 is een schriftelijke aanwijzing uitgereikt aan de moeder waarin een bezoekregeling is vastgesteld. De moeder en de (stief)vader zijn het hier niet mee eens. Allereerst is de schriftelijke aanwijzing zonder overleg uitgereikt. De moeder en de (stief)vader hebben voorafgaand aan de schriftelijke aanwijzing aangegeven de kinderen vaker te willen zien, of in ieder geval vaker te willen spreken. Dit is niet meegenomen in de besluitvorming. Daarnaast hebben de moeder en de (stief)vader het gevoel dat er door de schriftelijke aanwijzing een grotere afstand wordt gecreëerd tussen hen en de kinderen. De kinderen hebben sterke behoefte aan de moeder en de (stief)vader. Uit de schriftelijke aanwijzing blijkt immers dat de kinderen moeite hebben om te herstellen na de bezoekmomenten met de moeder en de (stief)vader. Dit komt doordat zij de moeder en de (stief)vader missen. Bovendien zijn er na het indienen van het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing een aantal zaken aangepast, zoals klaarblijkelijk het inlassen van (video)belmomenten. De moeder en de (stief)vader stemmen in met een fysiek bezoek in de ene week en een (video)belmoment in de andere week. Het is dan ook van belang zo spoedig mogelijk data en tijdstippen voor de (video)belmomenten vast te leggen. Gelet op het doel van een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder en de (stief)vader, is het van groot belang dat de band met de moeder en de (stief)vader wordt behouden. Verder houden de moeder en de (stief)vader zich aan alle afspraken. Ook de GI dient gevolg te geven aan haar eigen schriftelijke aanwijzing. Vanwege de vakantie van de gezinshuisouders is het volgende bezoek pas gepland op 12 mei 2022, terwijl het laatste bezoek dateert van 19 april 2022. Ter zitting geeft de GI aan dat er op dit moment vervangers aanwezig zijn in het gezinshuis, dus onduidelijk is waarom het volgende bezoek niet eerder kan plaatsvinden. Daarbij dient de volledige 1,5 uur, die voor het bezoek staat, te worden benut. Als laatste moet worden bezien of een uitbreiding van de postmomenten tot de mogelijkheden behoort. Vooralsnog is onduidelijk waarom de moeder en de (stief)vader slechts één keer per maand post mogen opsturen naar de kinderen. Al met al dienen er concrete afspraken te worden gemaakt waarbij de belangen van de moeder en de (stief)vader en de kinderen worden meegenomen.
Ter aanvulling op het betoog van haar advocaat brengt de moeder ter zitting naar voren dat het in het belang van de kinderen is om de bezoekmomenten doorgang te laten vinden. Daarnaast willen ook andere familieleden graag contact met de [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De moeder en de (stief)vader mogen echter maar één keer per maand een e-mail en/of post (op)sturen naar de kinderen. Daarbij krijgen de moeder en de (stief)vader ook een maandverslag. Verder gaat het op dit moment goed met de moeder en de (stief)vader. Er is sprake van een positief contact met de bewindvoerder, er vinden wekelijks afspraken plaats met het Centrum voor Dienstverlening en de moeder en de (stief)vader hebben beiden een baan. Ook zijn zij bezig met het verkrijgen van urgentie voor een woning. Komende maand zullen de moeder en de (stief)vader starten met het schuldsaneringstraject.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder en licht dit als volgt toe. Op basis van de Checklist Oudercontacten in de Pleegzorg (CHOP-list) en de uitkomst het multidisciplinair overleg is de frequentie van de bezoeken vastgesteld op eenmaal per twee weken. Daarin is ook het standpunt van de moeder meegenomen. Op dit moment wordt een enorme (stress-)reactie van de kinderen gezien na de bezoeken met de moeder en de (stief)vader. De kinderen ervaren geen rust en zij komen niet toe aan hun ontwikkeling. De GI acht dit zorgelijk. Onduidelijk is echter wat hiervan de oorzaak is. De GI wil daarom de komende periode bezien of extra videobelmomenten met de moeder en de (stief)vader en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] apart, de kinderen meer rust geeft. Het plan is om de ene week een fysiek bezoek tussen de moeder en de (stief)vader en de kinderen te laten plaatsvinden en de andere week een videobelmoment in te plannen. Dit wordt vervolgens geëvalueerd waarbij wordt bezien hoe de omgang verder moet worden voortgezet. De videobelmomenten dienen te worden afgestemd met de gezinshuisouders. Zij zijn op dit moment echter op vakantie, mede waardoor er ook pas over drie weken een fysiek bezoek tussen de moeder en de (stief)vader en de kinderen kan plaatsvinden. Voor wat betreft de duur van de bezoeken heeft de GI aangegeven dat de vastgestelde duur van anderhalf uur volledig gehandhaafd wordt, ook als de kinderen te laat worden gebracht; de duur wordt dus niet bekort. Dat gebeurt wel als de ouders te laat komen. Wat betreft de postmomenten geeft de GI aan dat de moeder en de (stief)vader ook de mogelijkheid hebben om post aan de kinderen te overhandigen tijdens de fysieke bezoeken.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265f, eerste lid, BW kan de GI, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige, de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken voor de duur van de uithuisplaatsing. Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel heeft de beslissing van de GI te gelden als een schriftelijke aanwijzing.
Een schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat kader moet de kinderrechter beoordelen of het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen, of de relevante belangen kenbaar zijn afgewogen en of het besluit deugdelijk is gemotiveerd.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265f, tweede lid, BW juncto artikel 1:264, eerste lid, BW een schriftelijke aanwijzing, zoals hier aan de orde, op verzoek van een met het gezag belaste ouder geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren, met dien verstande dat de kinderrechter een zodanige regeling kan vaststellen als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. De kinderrechter overweegt als volgt.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn halverwege februari 2022 met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Algemeen bekend is dat een uithuisplaatsing een voor kinderen en ouders zeer ingrijpende maatregel is. Ook algemeen bekend is dat kinderen baat hebben bij rust, voorspelbaarheid en stabiliteit in hun leven. Nu de uithuisplaatsing van de kinderen, gezien de situatie waarin zij leefden, onvermijdelijk was, is het aan de GI om ervoor zorg te dragen dat enerzijds de kinderen zoveel mogelijk rust krijgen en anderzijds de band met de moeder en de (stief)vader zoveel mogelijk in stand blijft onder meer met het oog op de terugplaatsing.
Uit de stukken en dat wat ter zitting besproken is, volgt dat de GI de mening van de moeder over de voorgenomen schriftelijke aanwijzing heeft gevraagd door op 3 maart 2022 een aankondiging van de schriftelijke aanwijzing te versturen. Gebleken is dat de moeder met name graag een tussentijds (video)belmoment zou willen en dat zij het belangrijk vindt dat de contactregeling - qua frequentie en qua duur - ook daadwerkelijk doorgang vindt.
In de schriftelijke aanwijzing is vermeld dat er op 7 april 2022 een evaluatie zal plaats vinden en dat aan de hand daarvan de GI opnieuw de frequentie en vorm van het bezoek zal overwegen. Ter zitting is gebleken dat de GI inmiddels een tussentijds (video)belmoment ondersteunt en actie onderneemt om dit te organiseren.
Op grond van het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat de schriftelijke aanwijzing van 29 maart 2022 voor wat betreft de frequentie van het contact is achterhaald door de ontwikkelingen nadien. Aangezien de kinderrechter de inhoud van de aanwijzing dient te toetsen naar de omstandigheden op het moment van haar beslissing en dus rekening houdt met gewijzigde omstandigheden die zich ná 29 maart 2022 hebben voorgedaan, zal de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing gedeeltelijk vervallen verklaren, te weten voor wat betreft de frequentie van de contacten. De kinderrechter zal een contactregeling vaststellen zoals beschreven door de GI ter zitting. De moeder en de (stief)vader hebben ter zitting laten weten zich in deze contactregeling te kunnen vinden.
De kinderrechter gaat er daarbij vanuit dat de frequentie van het contact niet verminderd wordt, bijvoorbeeld door afwezigheid van een gezinshuisouder, zeker niet nu deze tijdens de afwezigheid wordt vervangen door een andere verzorger. De omgang tussen ouder en kind is immers een fundamenteel recht dat gewaarborgd dient te worden.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 29 maart 2022 gedeeltelijk vervallen, te weten voor zover deze betreft de frequentie van de contacten met de kinderen en
stelt in plaats daarvan de volgende contactregeling vast: de moeder en de (stief)vader zullen om de week een fysiek bezoek hebben aan de kinderen voor de duur van anderhalf uur en in de tussenliggende weken zullen zij een contact hebben via (video)bellen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.L. van der Linden als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.