In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te vervallen te verklaren. De moeder en de (stief)vader van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en de moeder oefent alleen het gezag over [voornaam minderjarige 2] uit. De minderjarigen verblijven in een gezinshuis en zijn onder toezicht gesteld. De GI had op 29 maart 2022 een contactregeling vastgesteld, waarbij de moeder en de (stief)vader om de twee weken contact met de kinderen konden hebben. De moeder was het niet eens met deze regeling en verzocht om een vervallenverklaring, omdat zij en de (stief)vader meer contact met de kinderen wilden en de huidige regeling hen te veel afstand deed voelen. De kinderrechter heeft de zaak op 26 april 2022 behandeld en de moeder en de (stief)vader hebben hun standpunt toegelicht. De GI heeft verweer gevoerd en aangegeven dat de huidige regeling in het belang van de kinderen is, omdat zij na de bezoeken met de ouders stress ervaren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing van de GI voor wat betreft de frequentie van het contact achterhaald is door de ontwikkelingen en heeft de aanwijzing gedeeltelijk vervallen verklaard. De nieuwe regeling houdt in dat de ouders om de week een fysiek bezoek hebben en in de tussenliggende weken contact via (video)bellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.