ECLI:NL:RBROT:2022:5665

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
9709664 CV EXPL 22-5876
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst met bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en Stichting Budgethulp (gedaagde), die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [naam 2]. De procedure betreft een huurachterstand van [naam 2] die huurt van Woonplus. De huurprijs bedraagt € 487,16 per maand, maar er is een achterstand ontstaan. Eerder is er een verstekvonnis gewezen waarbij de huurovereenkomst is ontbonden en [naam 2] is veroordeeld tot ontruiming en betaling van achterstallige huur. De bewindvoerder heeft verweer gevoerd tegen de ontbinding van de huurovereenkomst, stellende dat Woonplus niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (Bgs). De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand van bijna zes maanden in beginsel de ontbinding rechtvaardigt, maar dat de persoonlijke omstandigheden van [naam 2] en de onderbewindstelling door de bewindvoerder zwaarder wegen. De kantonrechter heeft daarom de gevorderde ontbinding en ontruiming afgewezen, maar heeft de bewindvoerder wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand. De proceskosten in de verstekprocedure zijn voor rekening van [naam 2], terwijl de proceskosten in de verzetprocedure worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9709664 CV EXPL 22-5876
datum uitspraak: 10 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder [naam 1] te Bergen op Zoom,
tegen:
Stichting Budgethulp,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 2],
vestigingsplaats: Maassluis,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. van Eck te Amsterdam.
De partijen worden hierna ‘Woonplus’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd. [naam 2] wordt hierna ‘[naam 2]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 december 2021, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 29 december 2021 met zaaknummer 9583714 CV EXPL 21-41055;
  • de verzetdagvaarding van 11 februari 2022, met een bijlage;
  • de brief van 28 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte indiening aanvullende producties van de zijde van de bewindvoerder d.d. 29 april 2022, met bijlagen;
  • nadere producties van de zijde van Woonplus;
  • de akte indiening aanvullende producties van de zijde van de bewindvoerder d.d. 3 mei 2022, met bijlagen;
  • de pleitnotitie van de zijde van de bewindvoerder;
  • een bijlage, overgelegd door de bewindvoerder tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 11 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met [naam 2], de bewindvoerder en de gemachtigden besproken.

2..De feiten

2.1.
El Marguioui huurt de woning aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde’ en/of ‘de woning’) van Woonplus. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 487,16 per maand en moet bij vooruitbetaling worden betaald.
2.2.
In de huurbetalingen is een achterstand ontstaan.
2.3.
Bij onder zaaknummer 9583714 CV EXPL 21-41055 gewezen verstekvonnis van 29 december 2021 is overeenkomstig de vorderingen van Woonplus de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is [naam 2] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling aan Woonplus van € 2.513,81 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand december 2021, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.433,80 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening. Ook is [naam 2] veroordeeld tot betaling van de maandelijkse huurbedragen met ingang van de maand januari 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, met veroordeling van [naam 2] in de proceskosten.
2.4.
Bij beschikking van de kantonrechter van 16 maart 2022 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 2] onder bewind gesteld bij de bewindvoerder wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden.

3..Het geschil

3.1.
Woonplus eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden;
  • ontruiming van het gehuurde;
  • betaling van € 2.513,81 met rente en de lopende huur vanaf 1 januari 2022;
  • betaling van de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 2.433,80, rente van € 5,01 (berekend tot de dag van dagvaarding) en buitengerechtelijke kosten van € 75,-.
3.3.
Woonplus baseert de eis op het volgende. [naam 2] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.4.
In het genoemde verstekvonnis is de eis toegewezen.
3.5.
De bewindvoerder en [naam 2] zijn het niet eens met de eis en het verstekvonnis en voeren het volgende aan.
3.5.1.
Het klopt dat er een huurachterstand is ontstaan. [naam 2] heeft diverse schulden en daarom is er meerdere malen beslag gelegd op een deel van zijn inkomen. Na het ondergaan van een gevangenisstraf probeert hij zijn leven weer op de rit te krijgen, maar vanwege persoonlijke omstandigheden kon [naam 2] een maand na het ingaan van de huurovereenkomst de huur al niet meer betalen. In een poging om zijn schulden af te lossen heeft [naam 2] veel geld uitgegeven op gokwebsites, maar hierdoor heeft hij alleen maar meer geld verloren. Na kennisneming van het verstekvonnis heeft [naam 2] zich gewend tot de schuldhulpverleningsinstantie Stroomopwaarts. Dat heeft er inmiddels toe geleid dat de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 2] vanaf 16 maart 2022 onder bewind zijn gesteld bij de bewindvoerder.
3.5.2.
Ontbinding van de huurovereenkomst is niet gerechtvaardigd, aldus de bewindvoerder en [naam 2]. Primair geldt dat Woonplus in strijd met artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: ‘Bgs’) heeft gehandeld door [naam 2] niet te wijzen op mogelijkheden om een betalingsachterstand te voorkomen/beëindigen en door hem niet te wijzen op de mogelijkheid om zich aan te melden voor schuldhulpverlening. Subsidiair rechtvaardigt de tekortkoming van [naam 2] de ontbinding en haar gevolgen niet. Aangezien de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 2] inmiddels onder bewind zijn gesteld, bestaat er geen risico dat de schuld verder oploopt. Bovendien heeft ontbinding van de huurovereenkomst zeer grote negatieve gevolgen voor [naam 2], omdat dit zou zorgen voor het verdwijnen van rust en stabiliteit en [naam 2] in dat geval dakloos zou worden.

4..De beoordeling

de gevolgen van het bewind
4.1.
Gedurende deze procedure zijn de goederen van [naam 2] onder bewind gesteld. De bewindvoerder is vervolgens in de procedure verschenen, waardoor zij formele procespartij is geworden in plaats van [naam 2]. De vorderingen van Woonplus moeten daarom vanaf dat moment worden geacht te zijn gericht tegen de bewindvoerder als vertegenwoordiger van het onder bewind gestelde vermogen van [naam 2]. Er is dus geen vordering meer gericht tegen de ten gevolge van de onderbewindstelling procesonbekwame [naam 2] zelf, want zijn positie is overgenomen door de bewindvoerder. Gevolg hiervan is dat alleen vonnis zal worden gewezen tegen de bewindvoerder.
huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.2.
Woonplus heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 11 mei 2022 een actuele specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht en daarbij gesteld dat de huurachterstand, berekend tot en met de maand mei 2022, € 3.408,12 bedraagt (exclusief rente en kosten). De bewindvoerder heeft het voorgaande erkend, met dien verstande dat er nog een bedrag van € 487,16 in mindering gebracht dient te worden vanwege een betaling op 9 mei 2022. Een bewijs van deze betaling is tijdens de mondelinge behandeling overgelegd. Gelet op het voorgaande wordt de bewindvoerder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 2], veroordeeld tot betaling aan Woonplus van de huurachterstand van € 2.920,96 (€ 3.408,12 – € 487,16). De persoonlijke omstandigheden van [naam 2], hoe moeilijk ook, ontslaan hem niet van zijn betalingsverplichtingen jegens Woonbron en maken dit dus niet anders.
4.3.
De rente wordt toegewezen op de wijze zoals onder de beslissing staat vermeld, omdat uit de stellingen van Woonplus volgt dat deze moet worden betaald en de bewindvoerder deze stellingen niet heeft betwist.
4.4.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
ontbinding huurovereenkomst
4.5.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 BW). De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden voldoende zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
4.6.
De huurachterstand van [naam 2] bedraagt bijna zes maanden. Dit rechtvaardigt in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst. Toch laat de kantonrechter het belang van [naam 2] in dit geval zwaarder wegen dan het belang van Woonplus en zal niet worden overgegaan tot ontbinding van de huurovereenkomst. De redenen van deze beslissing zijn als volgt.
4.7.
Artikel 2 Bgs bepaalt dat de verhuurder van een woning bij een huurachterstand de contactgegevens van de huurder en de hoogte van de achterstand dient te verstrekken aan het college voor schuldhulpverlening, als hij inspanning heeft geleverd om in persoonlijk contact te treden met de huurder om deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen, de huurder gewezen heeft op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening, de huurder ten minste eenmaal een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de betalingsachterstand en bij die schriftelijke herinnering heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken en de huurder daarop niet afwijzend heeft gereageerd. De gedachte hierachter is dat schulden in een zo vroeg mogelijk stadium worden gesignaleerd. Er is geen sanctie gesteld op het niet naleven van artikel 2 Bgs en de verhuurder houdt de mogelijkheid om aan de rechter te vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. Dat laat onverlet dat de rechter deze omstandigheden wel kan laten meewegen bij de beantwoording van de vraag of de ontbinding te rechtvaardigen is.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van Woonplus aangevoerd dat een vroegsignalering zoals bedoeld in artikel 2 Bgs wel heeft plaatsgevonden, maar dat zij hiervan nog geen bewijsstukken in het geding kan brengen. Bij de gemeente is een verklaring opgevraagd, maar deze verklaring is nog niet ontvangen. Het Excelbestand waarmee de gegevens van [naam 2] aan de gemeente zouden zijn toegezonden kan niet worden overgelegd vanwege de privacy van de andere personen die in dit bestand vermeld worden. Namens Woonplus is een uitdrukkelijk aanbod gedaan om alsnog bewijsstukken van de vroegsignalering in het geding te mogen brengen.
4.9.
De bewindvoerder betwist dat Woonplus heeft voldaan aan haar verplichting uit hoofde van artikel 2 Bgs. Een van de stappen is dat aan [naam 2] gevraagd had moeten worden of hij bezwaar had tegen de toezending van zijn gegevens aan gemeente, maar dat is niet gebeurd. Woonplus heeft deze stelling van [naam 2] niet betwist, zodat moet worden geconcludeerd dat er geen (juiste) vroegsignalering heeft plaatsgevonden.
4.10.
Voor de beantwoording van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen is, acht de kantonrechter het verder van belang dat [naam 2] onbetwist heeft gesteld dat hij zich na kennisname van het verstekvonnis direct tot een schuldhulpverleningsinstantie heeft gewend, dat kort daarna beschermingsbewind is aangevraagd en dat de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 2] op 16 maart 2022 daadwerkelijk onder bewind zijn gesteld. Verder is naar aanleiding van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd vast komen te staan dat de huurbetalingen vanaf februari 2022 weer zijn hervat en dat de huurachterstand vanaf dat moment niet meer is opgelopen. Hoewel dit de eerdere tekortkoming van [naam 2] niet ongedaan maakt, legt dit wel gewicht in de schaal bij de beoordeling van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen is.
4.11.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet uitgesloten worden dat de huurachterstand niet zo hoog was opgelopen als Woonplus had voldaan aan haar verplichtingen uit hoofde van artikel 2 Bgs. Met de komst van de bewindvoerder is echter voldoende gewaarborgd dat de lopende huur wordt betaald. Tegen deze achtergrond weegt het belang van [naam 2] bij voortzetting van de huurovereenkomst op dit moment zwaarder dan het belang van Woonplus bij beëindiging van de huurrelatie. Gelet op het voorgaande worden de gevorderde ontbinding en de daarmee samenhangende ontruiming afgewezen.
proceskosten
4.12.
Nu Woonplus in beginsel terecht tot dagvaarding is overgegaan ([naam 2] betaalde vanaf de start van de huurovereenkomst geen huur en is daar pas na de onderbewindstelling mee gestart) dient [naam 2] de proceskosten in de verstekprocedure te betalen. In zoverre zal het verstekvonnis dan ook in stand worden gelaten. De proceskosten in de verzetprocedure worden gecompenseerd, omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het op 29 december 2021 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 9583714 CV EXPL 21-41055, behoudens de in dat vonnis tussen partijen uitgesproken proceskostenveroordeling;
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder, als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam 2], om aan Woonplus te betalen € 3.000,97 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het saldo vanaf de dag van dagvaarding dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van volledige betaling;
5.3.
compenseert de proceskosten in de verzetprocedure, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810