In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en Stichting Budgethulp (gedaagde), die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [naam 2]. De procedure betreft een huurachterstand van [naam 2] die huurt van Woonplus. De huurprijs bedraagt € 487,16 per maand, maar er is een achterstand ontstaan. Eerder is er een verstekvonnis gewezen waarbij de huurovereenkomst is ontbonden en [naam 2] is veroordeeld tot ontruiming en betaling van achterstallige huur. De bewindvoerder heeft verweer gevoerd tegen de ontbinding van de huurovereenkomst, stellende dat Woonplus niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening (Bgs). De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand van bijna zes maanden in beginsel de ontbinding rechtvaardigt, maar dat de persoonlijke omstandigheden van [naam 2] en de onderbewindstelling door de bewindvoerder zwaarder wegen. De kantonrechter heeft daarom de gevorderde ontbinding en ontruiming afgewezen, maar heeft de bewindvoerder wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand. De proceskosten in de verstekprocedure zijn voor rekening van [naam 2], terwijl de proceskosten in de verzetprocedure worden gecompenseerd.