In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting De Leeuw van Putten en een gedaagde huurder. De eiseres, De Leeuw van Putten, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens huurachterstand en heeft verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De gedaagde huurde een woning van De Leeuw van Putten en had een huurachterstand opgebouwd van € 3.189,48, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft erkend dat er een huurachterstand was, maar voerde aan dat deze inmiddels was afgenomen en dat de dagvaarding te vroeg was uitgebracht.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2022 heeft de kantonrechter de situatie besproken. De Leeuw van Putten heeft een actuele specificatie van de huurachterstand overgelegd, waaruit bleek dat de achterstand was afgenomen tot € 2.439,40. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde, ondanks haar financiële en persoonlijke omstandigheden, verplicht was om de huur te betalen. De rechter heeft de vordering van De Leeuw van Putten toegewezen, omdat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.
De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.050,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat De Leeuw van Putten direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ook al is er mogelijk nog beroep aangetekend. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van huurders om tijdig huur te betalen en de mogelijkheden voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij huurachterstand.