ECLI:NL:RBROT:2022:5669

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
9935012 VV EXPL 22-232
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling huurachterstand in kort geding

In deze zaak, die op 5 juli 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, [eiser] en [eiseres], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet in de procedure is verschenen. De eisers vorderen onder andere de ontruiming van de door gedaagde gehuurde woning en betaling van een huurachterstand van € 5.358,28. De huurachterstand is ontstaan doordat gedaagde zijn betalingsverplichtingen niet volledig is nagekomen, met een achterstand van € 4.800,- tot en met juni 2022. Eisers stellen dat zij een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, omdat zij als particuliere verhuurder in financiële problemen kunnen komen door de oplopende huurachterstand.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juni 2022 zijn eisers in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Gedaagde is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat eisers een spoedeisend belang hebben en dat de vordering niet ongegrond of onrechtmatig is. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, met de bepaling dat gedaagde de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen.

Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de lopende huur vanaf juli 2022, en de proceskosten. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de kant van eisers vastgesteld op € 869,43, inclusief wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en gedaagde is in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9935012 VV EXPL 22-232
datum uitspraak: 5 juli 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser] ,

2. [eiseres] ,
beiden wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers,
gemachtigde: [naam] LLB te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eisers] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 21 juni 2022, met bijlagen.
1.2.
Op 29 juni 2022 is de zaak mondeling behandeld. Ter zitting zijn [eiser] en [eiseres] in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde [naam] . [gedaagde] is zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen.

2..Het geschil

2.1.
[eisers] vorderen samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 5.358,28 met rente en de lopende huur vanaf de maand juli 2022;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met rente en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt gevorderd, bestaat uit de hoofdsom van € 4.800,-, rente van € 19,83 (berekend tot en met 13 juni 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 538,45 inclusief btw.
2.2.
[eisers] baseren de eis op het volgende. [gedaagde] huurt van [eisers] de woning gelegen aan de [adres] (hierna: ‘de woning’). Uit hoofde van de huurovereenkomst is [gedaagde] bij vooruitbetaling een bedrag van laatstelijk € 1.600,- per maand aan huur verschuldigd. Hij is zijn betalingsverplichting echter niet volledig nagekomen, waardoor, berekend tot en met de maand juni 2022, een huurachterstand is ontstaan van € 4.800,-. [eisers] willen de woning daarom ontruimen.
2.3.
[eisers] stellen een spoedeisend belang te hebben bij hun vorderingen. Zij kunnen de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat zij als particuliere verhuurder in de financiële problemen kunnen komen als de huurachterstand verder oploopt. Ook zijn zij voor onderhoud aan de woning afhankelijk van de huurinkomsten. De huurachterstand is aanzienlijk en er is geen zicht op betaling.
2.4.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.

3..De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is op 29 juni 2022 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat hij correct voor de zitting is opgeroepen. Tegen [gedaagde] wordt daarom verstek verleend.
3.2.
Voldoende is gebleken dat [eisers] een spoedeisend belang hebben bij de gevorderde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk zijn in hun vordering.
3.3.
Op grond van de door [eisers] ingenomen stellingen - die zij met stukken hebben onderbouwd - en bij gebreke van verweer daartegen gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van [eisers] De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op 14 dagen na de betekening van dit vonnis wordt bepaald.
3.4.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eisers] tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 869,43. De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen op de wijze zoals vermeld in het dictum van dit vonnis.
3.5.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning gelegen te [adres] te ontruimen en te verlaten en door afgifte van sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eisers] te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] te betalen € 5.358,28 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.800,- vanaf 14 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] onder voorbehoud van huurverhoging te betalen € 1.600,- vanaf juli 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, een ingegane maand te rekenen voor een gehele;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eisers] tot vandaag vastgesteld op € 869,43 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 124,- aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening;
4.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
43416.