In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting De Leeuw van Putten en twee gedaagden, waarbij de stichting de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning heeft gevorderd. De gedaagden, waarvan één niet in de procedure is verschenen, hebben een huurachterstand laten ontstaan van meer dan zes maanden. De eiseres vorderde een bedrag van € 5.052,52 aan huurachterstand, inclusief rente en kosten, en verzocht de rechter om de huurovereenkomst te ontbinden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juni 2022 is gebleken dat de huurachterstand was opgelopen tot € 4.778,66, na erkenning van een betaling door gedaagde 2. Gedaagde 2 voerde aan dat de huurachterstand was ontstaan door persoonlijke omstandigheden, waaronder het ontbreken van inkomsten van gedaagde 1, en dat ontbinding van de huurovereenkomst in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat, hoewel de huurachterstand ernstig genoeg was om ontbinding te rechtvaardigen, de persoonlijke omstandigheden van gedaagden zwaarder wogen. De rechter heeft vastgesteld dat er geen vroegsignalering heeft plaatsgevonden zoals vereist door artikel 2 Bgs, wat mogelijk heeft bijgedragen aan de hoogte van de huurachterstand. Daarom heeft de rechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen, maar gedaagden wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.