ECLI:NL:RBROT:2022:5692

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
9786043
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand, ontbinding en ontruiming in het kader van gemeentelijke schuldhulpverlening

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. E.I. Mentink, gaat het om een geschil tussen een verhuurder en een huurder over huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door Van Houwelingen & Partners Gerechtsdeurwaarders Incasso, heeft de huurder aangesproken op een huurachterstand van € 11.234,76, die bestaat uit achterstallige huur en buitengerechtelijke kosten. De huurder betwist de hoogte van de achterstand en stelt dat deze slechts € 6.421,11 bedraagt. De huurder heeft zich aangemeld voor schuldhulpverlening en heeft aangegeven dat er beslag op haar salaris ligt, waardoor zij slechts € 100,00 per maand kan aflossen naast de lopende huur.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de omstandigheden van het geval en de wettelijke bepalingen omtrent ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter heeft vastgesteld dat er een aanzienlijke huurachterstand is, maar dat de huurder ook in een kwetsbare positie verkeert door haar schulden en de lopende schuldhulpverlening. De kantonrechter heeft besloten dat er een mondelinge behandeling moet plaatsvinden om de zaak verder te bespreken en om partijen de gelegenheid te geven hun stellingen toe te lichten. Tevens is het van belang dat de eiseres en de huurder relevante stukken aanleveren voor deze behandeling, waaronder een actuele specificatie van de huurachterstand en betalingsbewijzen.

De mondelinge behandeling is gepland op 23 augustus 2022, waarbij partijen in persoon of vertegenwoordigd moeten verschijnen. De kantonrechter heeft partijen erop gewezen dat het niet verschijnen op de zitting nadelige gevolgen kan hebben voor de niet verschijnende partij. De beslissing over de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde is aangehouden tot na de mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9786043 \ CV EXPL 22-10214
datum uitspraak: 8 juli 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
vestigingsplaats: [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: Van Houwelingen & Partners Gerechtsdeurwaarders Incasso,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 maart 2022, met producties;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer en de door [gedaagde] overgelegde producties;
  • de repliek, met één productie.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet gereageerd op de conclusie van repliek. Zij is zonder bericht van verhindering niet meer verschenen op de rolzitting van 8 juni 2022, terwijl zij ook niet schriftelijk heeft gereageerd of om verdere aanhouding heeft verzocht.

2..De feiten

2.1.
Tussen [eiseres] als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de Kortgenestraat 113 te Rotterdam (hierna: ‘het gehuurde’).
2.2.
De huur bedraagt thans € 765,00 per maand en dient voor de eerste van de maand voldaan te worden.
2.3.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] bij brief van 1 december 2021 aangemaand om binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van de aanmaning een totaalbedrag van € 7.951,11 te voldoen, bij gebreke waarvan de vordering verhoogd zal worden met een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 772,56, vermeerderd met btw, derhalve in totaal € 934,80.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 11.234,76 met rente en de lopende huur vanaf april 2022;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 10.246,11 aan huur tot en met de maand maart 2022, rente van € 53,85 (berekend tot 14 maart 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 934,80 inclusief btw.
3.2.
[eiseres] baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst. De huur van de maanden juni tot en met maart 2022 en de afrekening stookkosten over de jaren 2018-2019, 2019-2020 en 2020-2021 zijn niet voldaan. Door de achterstand zag [eiseres] zich genoodzaakt haar vordering op [gedaagde] ter incasso uit handen te geven aan haar gemachtigde. [eiseres] maakt om die reden tevens aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De huurachterstand bedraagt niet € 10.246,11, maar € 6.421,11. [gedaagde] betaalt de lopende huur wel. Zij heeft meerdere schulden en heeft zich aangemeld bij schuldhulpverlening. Er ligt reeds beslag op het salaris van [gedaagde]. [gedaagde] kan € 100,00 per maand aflossen naast betaling van de lopende huur.

4..De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen op grond van de ontstane huurachterstand. Niet in geschil dat [gedaagde] een aanzienlijke huurachterstand heeft laten ontstaan. Partijen verschillen evenwel van mening over de hoogte daarvan. Door [gedaagde] is in dat kader een viertal betalingsbewijzen in het geding gebracht. [eiseres] heeft de ontvangst van die betalingen bevestigd en heeft gesteld dat slechts de betaling van 25 november 2021 van
€ 765,00, de betaling van 21 december 2021 van € 765,00 en de betaling van 29 maart 2022 van € 1.530,00 betrekking hebben op de thans gevorderde huurachterstand. Door [eiseres] is bij repliek eveneens gesteld dat de huur van de maand mei 2022 niet is voldaan. Uitgaande van de door [eiseres] bij repliek overgelegde specificatie zou dit vooralsnog betekenen dat er - rekening houdend met de betalingen van 25 november 2021, 21 december 2021 en 29 maart 2022 - sprake is van een huurachterstand van € 8.716,11, berekend tot en met de maand mei 2022.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de toepassing van artikel 6:265 lid 1 BW kan rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Zo dient enerzijds rekening gehouden te worden met het belang van [eiseres] om als verhuurder (tijdig) de huur te ontvangen en anderzijds het belang van [gedaagde] als huurder om het ingrijpende gevolg van ontbinding en ontruiming te vermijden.
4.3.
Het is aan de kantonrechter om te beoordelen of de tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden. Ten aanzien daarvan wordt als volgt overwogen.
4.4.
Per 1 januari 2021 is het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening in werking getreden (hierna: ‘het Besluit’). Voor de beoordeling in onderhavige zaak is met name artikel 2 (gegevensverstrekking huurachterstand) van het Besluit van belang, dat bepaalt:
“De verhuurder van een tot bewoning bestemde onroerende zaak verstrekt als er achterstand is in het betalen van de huur de contactgegevens van de huurder en de hoogte van de achterstand aan het college voor schuldhulpverlening (lees: de gemeente, toevoeging kantonrechter), als hij:
a. inspanning heeft geleverd om in persoonlijk contact te treden met de huurders om deze te wijzen op de mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen;
b. de huurder gewezen heeft op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening;
c. de huurder tenminste eenmaal een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de betalingsachterstand; en
d. bij die schriftelijke herinnering heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming van de huurder zijn contactgegevens aan het college te verstrekken en de huurder daarop niet afwijzend heeft gereageerd.”
4.5.
Het Besluit is gebaseerd op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (hierna: Wgs). In de Wgs is de mogelijkheid opgenomen om signalen van schuldeisers over het bestaan van betalingsachterstanden aan te wijzen op basis waarvan schuldhulpverleners zelf het initiatief moeten nemen voor een intakegesprek met inwoners met schulden (de zogenoemde ‘vroegsignalering’ van schulden). Daarvoor is het nodig dat de schuldhulpverleners meldingen ontvangen over die schulden. Het Besluit noemt een aantal gevallen waarin een verhuurder verplicht is om betalingsachterstanden te melden aan de gemeenten. Er is geen sanctie op het niet melden en de verhuurder houdt de mogelijkheid om aan de kantonrechter om ontbinding van de huurovereenkomst te vragen. Dat laat onverlet dat de kantonrechter, gelet op het in r.o. 4.2 weergegeven toetsingskader, bij de afweging of ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen is, kan meewegen of aan het bepaalde in dit Besluit is voldaan.
4.6.
Uit de processtukken tot dusver kan niet worden afgeleid of [eiseres] het bepaalde in artikel 2 van het Besluit heeft nageleefd. Nu deze informatie wel van belang kan zijn voor de beoordeling van de vordering wenst de kantonrechter hierover nader geïnformeerd te worden.
4.7.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Daarom wordt een mondelinge behandeling bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling kunnen partijen hun stellingen toelichten. Ook kan aan hen worden gevraagd om inlichtingen te geven of stellingen nader te onderbouwen. Tijdens de mondelinge behandeling zal tot slot worden onderzocht of partijen tot een schikking kunnen komen.
4.8.
Voor [eiseres] geldt dat zij voorafgaand aan de mondelinge behandeling stukken aan de kantonrechter en [gedaagde] dient toe te zenden waaruit volgt of, en zo ja op welke wijze, aan artikel 2 van het Besluit is voldaan. Daarnaast is het van belang dat [gedaagde] en de kantonrechter tevoren beschikken over een actuele specificatie van de huurachterstand, berekend tot en met de maand augustus 2022, waaruit blijkt met welke betalingen van [gedaagde] rekening is gehouden.
4.9.
Voor [gedaagde] geldt dat, indien en voor zover zij van mening is dat zij meer of anders heeft betaald dan in de hiervoor genoemde door [eiseres] op te sturen specificatie is vermeld, zij daarvan betalingsbewijzen dient over te leggen. Daarnaast zal [gedaagde] in het kader van de mondelinge behandeling in de gelegenheid worden gesteld, zoveel mogelijk met stukken onderbouwd, nader toe te lichten wat de huidige stand van zaken is met betrekking tot haar schuldhulpverleningstraject.
4.10.
Alle hiervoor bij r.o. 4.8 en 4.9 genoemde stukken en alle overige stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen door de partij die deze ter sprake wil brengen aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden. Deze stukken dienen
uiterlijk een week vóór de mondelinge behandelingin het bezit te zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
4.11.
Partijen dienen in persoon te verschijnen of zij moeten tijdens de mondelinge behandeling worden vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van de feiten met betrekking tot de vordering. Deze vertegenwoordiger moet schriftelijk gemachtigd zijn, ook tot het treffen van een minnelijke regeling.
4.12.
Uitstel dient schriftelijk en gemotiveerd te worden verzocht binnen een week na ontvangst van dit vonnis. Ook moet worden vermeld of de wederpartij instemt met het uitstel. In het uitstelverzoek moeten voorts zowel de eigen verhinderdata als de verhinderdata van de wederpartij worden vermeld. Indien de partij die het uitstelverzoek doet met de wederpartij niet in contact heeft kunnen komen, dient deze te vermelden welke pogingen daartoe zijn ondernomen. Zolang op het uitstelverzoek niet is beslist moet er van worden uitgegaan dat de mondelinge behandeling gewoon doorgang zal vinden op de hierna vastgestelde datum.
4.13.
De kantonrechter wijst partijen er op dat het niet verschijnen op de mondelinge behandeling in het nadeel van de niet verschijnende partij kan worden uitgelegd.

5..De beslissing

De kantonrechter, alvorens verder te beslissen,
bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met een gemachtigde) op
dinsdag 23 augustus 2022 om 9.30 uurdienen te verschijnen ter zitting van de kantonrechter mr. E.I. Mentink in het gerechtsgebouw, Wilhelminaplein 100 te Rotterdam;
wijst partijen op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.8 tot en met 4.10 is overwogen ten aanzien van het in het geding brengen van stukken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
44487