ECLI:NL:RBROT:2022:5724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
KTN-9661568_13072022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor taxatiewerkzaamheden met geschil over verrekening

In deze zaak vordert [naam bedrijf01] B.V. betaling van een factuur van € 595,- voor taxatiewerkzaamheden die zijn verricht in opdracht van [naam01]. De factuur is onbetaald gebleven, ondanks meerdere betalingsherinneringen. [naam01] erkent de opdracht voor de taxatie, maar betwist de ontvangst van het taxatierapport en stelt dat de factuur is verrekend met werkzaamheden die hij heeft verricht voor de directeur van [naam bedrijf01]. De kantonrechter oordeelt dat [naam bedrijf01] de taxatie heeft uitgevoerd en dat [naam01] de factuur dient te betalen, omdat er geen bewijs is van de gestelde verrekening. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de factuur toe, evenals de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2020. Daarnaast wordt [naam01] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 554,13. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9661568 CV EXPL 22-414
datum uitspraak: 23 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[naam bedrijf01] B.V.,die handelt onder de naam
[naam bedrijf01],
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.A.M. van de Sande,
tegen

1.[naam01] ,

2. [naam02] ,
allebei wonende te [woonplaats01] ,
gedaagden,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘ [naam bedrijf01] ’ en ‘ [naam01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 januari 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • het vonnis van 3 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling overgelegde producties van de zijde van [naam bedrijf01] ;
  • het e-mailbericht van 18 mei 2022 van de gemachtigde van [naam bedrijf01] dat hij niet ter zitting aanwezig zal zijn.
1.2.
Op 23 mei 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2.De feiten

2.1.
[naam01] heeft [naam bedrijf01] op 29 mei 2020 een taxatieopdracht gegeven voor zijn woning aan de [adres01] te [plaats01] . In de opdrachtbevestiging staat onder meer:
11. Honorarium, bijkomende kosten en betalingsmomentHet taxatiebedrijf en de opdrachtgever zijn overeengekomen dat voor de te verrichten werkzaamheden een vergoeding door de opdrachtgever aan het taxatiebedrijf zal worden voldaan. Deze vergoeding is als volgt opgebouwd:
Honorarium taxateur: € 453,74Kosten overig € 0,00Validatiekosten: € 38,00BTW:€ 103,27Totaal: € 595,01
De facturatie zal tevens geschieden op naam van de opdrachtgever. De opdrachtgever zal deze vergoeding uiterlijk: 14 dagen na het uitbrengen van het taxatierapport betalen aan het taxatiebedrijf. […]”
2.2.
[naam bedrijf01] heeft [naam01] op 25 september 2020 een factuur gestuurd voor een bedrag van € 595,-. De omschrijving van de factuur luidt:
“Vergoeding inzake de taxatie van het object gelegen aan de [adres01] te [plaats01] ”.
2.3.
[naam01] heeft de factuur onbetaald gelaten waarna [naam bedrijf01] op 6 januari 2021 en 30 november 2021 betalingsherinneringen heeft gestuurd.

3.Het geschil

3.1.
[naam bedrijf01] eist samengevat:
  • [naam01] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander bevrijd zal zijn, te veroordelen aan haar te betalen € 684,25, te vermeerderen met rente, primair vanaf 10 oktober 2020 en subsidiair vanaf 25 januari 2022 tot de dag der algehele voldoening;
  • [naam01] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander bevrijd zal zijn, te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 595,- en buitengerechtelijke kosten van € 89,25.
3.2.
[naam bedrijf01] legt nakoming van de betalingsverplichting uit de met [naam01] gesloten overeenkomst aan haar vordering ten grondslag. [naam bedrijf01] heeft in opdracht en voor rekening van [naam01] taxatiewerkzaamheden verricht voor het vaststellen van de marktwaarde van de woning aan de [adres01] te [plaats01] . [naam01] dient het overeengekomen bedrag van € 595,- te betalen.
3.3.
[naam01] erkent dat hij opdracht heeft gegeven voor de taxatiewerkzaamheden, maar betwist dat hij een taxatierapport van [naam bedrijf01] heeft ontvangen. Bovendien is de factuur middels verrekening betaald, doordat het bouwbedrijf van [naam01] werkzaamheden heeft verricht bij de directeur van [naam bedrijf01] : [naam03] . Dit was mondeling afgesproken.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [naam bedrijf01] in opdracht van [naam01] de gefactureerde taxatie heeft verricht. Voor zover [naam01] heeft bedoeld te stellen dat hij de factuur niet verschuldigd is omdat hij het taxatierapport niet heeft ontvangen, wordt hij daarin niet gevolgd. Uit de door [naam bedrijf01] overgelegde stukken kan worden afgeleid dat [naam bedrijf01] het taxatierapport op 8 juni 2020 naar de intermediair (VP Wonen) en de geldverstrekker (Aegon) van [naam01] heeft gestuurd. Ter zitting heeft [naam01] nader toegelicht dat het niet persoonlijk ontvangen van het taxatierapport hem niet heeft belet om zijn financiering rond te krijgen. Bovendien is hij via zijn intermediair op de hoogte gebracht van het taxatierapport. In beginsel dient [naam01] dan ook de factuur van € 595,- aan [naam bedrijf01] te betalen.
4.2.
[naam01] betwist op zichzelf ook niet dat hij daarvoor het factuurbedrag van € 595,- verschuldigd is, maar beroept zich op verrekening. Volgens [naam01] heeft hij met [naam bedrijf01] afgesproken dat de factuur van [naam bedrijf01] wordt verrekend met door hem uitgevoerde sloopwerkzaamheden in de privéwoning van [naam03] .
[naam bedrijf01] betwist dat er met [naam01] afspraken zijn gemaakt over verrekening van de factuur. [naam bedrijf01] erkent dat [naam01] sloopwerkzaamheden in de privéwoning van [naam03] heeft verricht, maar daarvoor heeft [naam01] een factuur gestuurd, aldus [naam bedrijf01] . [naam01] heeft hiertegenover ter zitting aangevoerd dat hij de kosten voor de sloopwerkzaamheden ter hoogte van € 595,- uit zijn factuur heeft gelaten waardoor de sloopwerkzaamheden met de taxatie zijn verrekend.
Het door [naam01] gedane beroep op verrekening en de gestelde afspraak, wat daar verder ook van zij, slaagt niet. Een schuldenaar ( [naam01] ) is alleen tot verrekening bevoegd als hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens
dezelfde wederpartijen hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering [1] . Vast staat dat [naam01] de sloopwerkzaamheden in de privéwoning van [naam03] heeft uitgevoerd en dat de taxatie is verricht door [naam bedrijf01] : een besloten vennootschap, waarvan [naam03] bestuurder is. Er is dan ook geen sprake van ‘dezelfde wederpartij’ als hiervoor bedoeld, zodat [naam01] geen beroep op verrekening toekomt en zijn verweer moet worden verworpen.
4.3.
De slotsom is dat [naam01] het gefactureerde bedrag van € 595,- aan [naam bedrijf01] dient te betalen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.4.
[naam bedrijf01] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu de aanmaning niet aan de eisen van artikel 6:96, zesde lid BW voldoet.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente vanaf 10 oktober 2020 zal worden toegewezen, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
proceskosten
4.6.
[naam01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [naam bedrijf01] tot vandaag vast op € 108,13 aan dagvaardingskosten, € 322,- aan griffierecht en € 124,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt x € 124,- tarief). Dit is totaal € 554,13.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.7.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [naam01] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander bevrijd zal zijn, om aan [naam bedrijf01] te betalen € 595,-, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 10 oktober 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [naam01] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander bevrijd zal zijn, in de proceskosten, aan de kant van [naam bedrijf01] tot vandaag vastgesteld op € 554,13;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
35789

Voetnoten

1.Artikel 6:127 lid 2 BW.