Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam bedrijf01],
1.[naam01] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 januari 2022, met bijlagen;
- het antwoord;
- het vonnis van 3 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling overgelegde producties van de zijde van [naam bedrijf01] ;
- het e-mailbericht van 18 mei 2022 van de gemachtigde van [naam bedrijf01] dat hij niet ter zitting aanwezig zal zijn.
2.De feiten
“Vergoeding inzake de taxatie van het object gelegen aan de [adres01] te [plaats01] ”.
3.Het geschil
- [naam01] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander bevrijd zal zijn, te veroordelen aan haar te betalen € 684,25, te vermeerderen met rente, primair vanaf 10 oktober 2020 en subsidiair vanaf 25 januari 2022 tot de dag der algehele voldoening;
- [naam01] hoofdelijk, des dat de één betalende de ander bevrijd zal zijn, te veroordelen in de proceskosten met rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.De beoordeling
[naam bedrijf01] betwist dat er met [naam01] afspraken zijn gemaakt over verrekening van de factuur. [naam bedrijf01] erkent dat [naam01] sloopwerkzaamheden in de privéwoning van [naam03] heeft verricht, maar daarvoor heeft [naam01] een factuur gestuurd, aldus [naam bedrijf01] . [naam01] heeft hiertegenover ter zitting aangevoerd dat hij de kosten voor de sloopwerkzaamheden ter hoogte van € 595,- uit zijn factuur heeft gelaten waardoor de sloopwerkzaamheden met de taxatie zijn verrekend.
dezelfde wederpartijen hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering [1] . Vast staat dat [naam01] de sloopwerkzaamheden in de privéwoning van [naam03] heeft uitgevoerd en dat de taxatie is verricht door [naam bedrijf01] : een besloten vennootschap, waarvan [naam03] bestuurder is. Er is dan ook geen sprake van ‘dezelfde wederpartij’ als hiervoor bedoeld, zodat [naam01] geen beroep op verrekening toekomt en zijn verweer moet worden verworpen.