ECLI:NL:RBROT:2022:5739

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
C/10/635817 / JE RK 22-733
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 20 april 2021 en gold tot 20 april 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 29 maart 2022 een verzoek ingediend tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van twaalf maanden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de moeder, de pleegmoeder en vertegenwoordigers van de GI verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstige problematiek vertoont, waaronder hechtingsproblematiek en depressieve gevoelens, die haar ontwikkeling bedreigen. De pleegouders hebben aangegeven niet in staat te zijn om de benodigde zorg en begeleiding te bieden. De moeder kan de zorg voor [naam kind] ook niet op zich nemen vanwege haar verantwoordelijkheden voor andere kinderen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 20 april 2023, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/635817 / JE RK 22-733
Datum uitspraak: 14 april 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2009 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam pleegmoeder],

hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende te [woonplaats pleegmoeder].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van
29 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 29 maart 2022.
Op 14 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die apart is gehoord;
- de moeder;
- de pleegmoeder;
- [naam 1] en [naam 2] namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft bij de pleegouders, te weten de oom en tante moederszijde.
Bij beschikking van 20 april 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 20 april 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 april 2021 ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 20 april 2022.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen met twaalf maanden.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van twaalf maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Bij [naam kind] is sprake van forse problematiek bestaande uit hechtingsproblematiek en het kennen van depressieve gevoelens. Door haar problematiek komt [naam kind] niet meer tot leren toe en stagneert ze in haar schoolontwikkeling. De school heeft aangegeven de ondersteuning van haar problematiek niet meer te kunnen faciliteren. Ook pleegouders geven aan dat zij [naam kind] niet kunnen bieden wat zij nodig heeft. In de beleving van [naam kind] gaat het goed bij pleegouders, maar pleegouders zien zelf dat zij eigenlijk geen enkele contactgroei zien en dat zij niet in staat zijn om [naam kind] te sturen en te begeleiden. Er wordt daarom, in samenwerking met de pleegouders en de moeder, gezocht naar een behandelplek voor [naam kind]. Op dit moment wordt gekeken naar een behandelplek bij Harreveld ondanks het feit dat de groepssamenstelling op Harreveld niet ideaal is voor [naam kind]. Dit is echter de laatste strohalm, aangezien [naam kind] vanwege de complexiteit en forsheid van haar problematiek voor veel behandelplekken is afgewezen. Totdat er meer duidelijkheid is verkregen vanuit Harreveld zal [naam kind] bij de pleegouders verblijven. De invulling van de gevraagde machtiging uithuisplaatsing zal dus binnen afzienbare tijd veranderen.

De standpunten van de belanghebbenden

De pleegmoeder heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. [naam kind] zit enorm met zichzelf in de knoop en glijdt steeds verder af door haar hechtingsproblematiek en depressieve gevoelens. [naam kind] een meisje van 12 jaar dat niet in staat is om zichzelf te douchen, haar billen af te vegen of een schone onderbroek aan te doen. Ondanks dat de pleegouders veel van [naam kind] houden, kunnen ze [naam kind] niet bieden wat zij nodig heeft. Er is veel meer hulpverlening nodig dan in de thuissituatie geboden kan worden.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling eveneens ingestemd met het verzoek van de GI. De moeder kan op dit moment de zorg en opvoeding voor [naam kind] niet op zich nemen. [naam kind] is geheel niet zelfstandig en behoeft één op één begeleiding. De moeder heeft echter twee kleine kinderen thuis, waardoor ze [naam kind] niet kan bieden wat zij nodig heeft. Het is van belang dat [naam kind] passende hulpverlening krijgt, maar vanwege de wachtlijsten komt de hulpverlening onvoldoende van de grond.

De beoordeling

Allereerst overweegt de kinderrechter dat op grond van artikel 265 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de rechter van de woonplaats van de minderjarige, of bij gebreke van een woonplaats in Nederland, van het werkelijke verblijf van de minderjarige, bevoegd is om van het onderhavige verzoek kennis te nemen. In gevolge artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de woonplaats van de minderjarigen dezelfde als de woonplaats van degene die het gezag over de minderjarigen uitoefent.
De moeder oefent sinds 1 april 2022 eenhoofdig het gezag over de minderjarige uit. Aangezien de moeder woonachtig is in het arrondissement van de rechtbank Den Haag, is de rechtbank Rotterdam in beginsel onbevoegd. Uit de voorafgaand aan de mondelinge behandeling ambtshalve ingewonnen informatie blijkt dat alle belanghebbenden hebben ingestemd met een behandeling van het verzoek van de GI door de rechtbank Rotterdam. De kinderrechter oordeelt om die reden dat de rechtbank Rotterdam en mitsdien de kinderrechter in die rechtbank bevoegd is om over het verzoek te oordelen.
Voorts is de kinderrechter op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium voor een ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 BW. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [naam kind] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] is een lange tijd in een emotioneel onveilige en onstabiele situatie opgegroeid. Dit heeft grote impact gehad op haar algehele ontwikkeling en het ontstaan van hevige problematiek. De kind-eigen problematiek van [naam kind] wordt gevormd door een reactieve hechtingsstoornis en het hebben van depressieve gevoelens. [naam kind] heeft geen besef van de omvang van haar problematiek. In het afgelopen jaar heeft [naam kind] veel meegemaakt. Zij is uit huis geplaatst in een gezinshuis, maar kon hier weinig aansluiting vinden bij groepsgenoten. Haar grootste wens was om bij haar oom en tante te wonen. Uiteindelijk is [naam kind] in juli 2021 bij haar oom en geplaatst. In de afgelopen periode laat [naam kind] steeds meer depressieve gedragsproblematiek zien. Zij komt hierdoor niet meer toe aan haar schoolgang. De problematiek is dermate fors dat de school heeft aan gegeven de ondersteuning van haar problematiek niet meer te kunnen faciliteren. De pleegouders waren zeer gemotiveerd om [naam kind] een fijne en stabiele thuissituatie te bieden, maar zij hebben de problematiek van [naam kind] onderschat en aangegeven de benodigde hulp en aandacht ten aanzien van [naam kind] niet langer te kunnen bieden. In samenwerking met de pleegouders en de moeder wordt daarom gezocht naar een passende behandelplek voor [naam kind]. Vanwege de complexiteit van de problematiek is zij echter door verschillende instanties afgewezen. Als laatste mogelijkheid is [naam kind] daarom aangemeld voor een plaatsing bij Horizon in Harreveld. Totdat er een passende behandelplek voor [naam kind] is gevonden, is een voortzetting van haar verblijf bij de pleegouders noodzakelijk.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg dan wel een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 20 april 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg dan wel accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 20 april 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.H. Harders en mr. W.A. Graven, als griffiers.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 22 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.