ECLI:NL:RBROT:2022:5741

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
C/10/619009 / JE RK 21-1397 en C/10/636969 / JE RK 22-905
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen en afwijzing van verzoeken tot geschilbeslechting

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De ouders van de kinderen, de vader en de moeder, hebben beide verzoeken ingediend om de bezoekmomenten met hun kinderen te verruimen en om het geschil met de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zuid-Holland Zuid (de GI) te beslechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 2018 onder toezicht staan en dat hun uithuisplaatsing in een pleeggezin noodzakelijk is voor hun verzorging en opvoeding. De rechtbank heeft de GI verzocht om alert te blijven op de mogelijkheid tot uitbreiding van de contactregeling, maar heeft de verzoeken van de ouders afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de huidige contactregeling voor de kinderen te veel onrust met zich meebrengt en dat het in hun belang is om stabiliteit en structuur te behouden. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 19 juli 2022, in afwachting van een deskundigenonderzoek door het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) dat nog niet is afgerond. De rechtbank benadrukt het belang van constructieve samenwerking tussen alle betrokkenen in het belang van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Meervoudige kamer
Zaaknummers: C/10/619009 / JE RK 21-1397 en C/10/636969 / JE RK 22-905
Datum uitspraak: 4 mei 2022

Beschikking

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland Zuid,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
en

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
advocaat: mr. E.G.S.N. Asselbergs, kantoor houdende te Den Haag,
betreffende

[naam kind 1] , geboren op [geboortedatum kind 1] 2011 te [geboorteplaats kind 1] ,

hierna te noemen: [naam kind 1] ,

[naam kind 2] , geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2] ,

hierna te noemen: [naam kind 2] ,

[naam kind 3] , geboren op [geboortedatum kind 3] 2017 te [geboorteplaats kind 3] ,

hierna te noemen: [naam kind 3] .
De rechtbank merkt (verder) als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.C. Heijmann, kantoor houdende te Papendrecht,

[naam pleegouders],

hierna te noemen: de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedures blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 8 november 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de brief van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (hierna: het KSCD) van 23 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 24 februari 2022;
- de briefrapportage van de GI van 5 april 2022, ingekomen bij de griffie op 8 april 2022;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek namens de moeder van
11 april 2022, ingekomen bij de griffie op 12 april 2022;
- de brief met bijlage van de GI van 13 april 2022, ingekomen bij de griffie op
13 april 222;
- het e-mailbericht met bijlagen namens de vader van 19 april 2022, ingekomen bij de griffie op 19 april 2022;
- het verzoekschrift namens de vader van 19 april 2022, ingekomen bij de griffie op 19 april 2022.
Op 21 april 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. E.G.S.N. Asselbergs, voornoemd;
- de moeder, bijgestaan door mr. J.C. Heijmann, voornoemd;
- de pleegouders;
- [naam 1] namens de GI.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 2] , gedragswetenschapper van Timon Pleegzorg.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] verblijven bij de pleegouders.
Bij beschikking van 19 juli 2018 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 19 juli 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 maart 2021 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg verleend. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 19 mei 2022.

Het aangehouden verzoek van de GI

Ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/619009 / JE RK 21-1397
De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De rechtbank heeft de machtiging uithuisplaatsing op
13 juli 2021 verlengd met vier maanden en vervolgens op 8 november 2021 met zes maanden. De rechtbank dient nu nog te beslissen op het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing voor de resterende twee maanden, te weten tot 19 juli 2022.

Het zelfstandig verzoek van de moeder

De moeder heeft zelfstandig verzocht de bezoekmomenten tussen de kinderen en haar onbegeleid te laten plaatsvinden, deze uit te breiden naar vijf uur per twee weken en te laten plaatsvinden in Dordrecht, bij Family Supporters, zolang deze organisatie betrokken is of op een door de moeder aan te wijzen locatie in haar omgeving, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het verzoek van de vader

Ingeschreven onder het zaaksnummer: C/10/636969 / JE RK 22-905
De vader heeft verzocht om het geschil tussen hem en de GI te beslechten in de zin van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), of voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad een regeling vast te stellen waarbij de kinderen een weekend per 14 dagen van vrijdagavond tot zondagavond bij hem zijn, of in goede justitie een zorgregeling vast te stellen.

De standpunten

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek gehandhaafd en verweer gevoerd tegen de (zelfstandige) verzoeken van de moeder en de vader. De GI heeft haar standpunt als volgt toegelicht. De GI is van mening dat het perspectief van de kinderen in het pleeggezin ligt. In de afgelopen jaren is er veel verschillende hulpverlening ingezet om een uithuisplaatsing van de kinderen te voorkomen. Ondanks dat de ouders veel liefde hebben gegeven aan hun kinderen, lukt het ze niet om de kinderen een veilige en stabiele opvoedingssituatie te bieden. Daarnaast is het ook niet de verwachting dat de ouders hiertoe in staat zijn op de langere termijn. De kinderen hebben extra zorg van hun opvoeders nodig vanwege hun belaste verleden. Het zou in het belang van de kinderen zijn als de ouders zich hierbij neerleggen en niet meer aan de kinderen zullen trekken. De kinderen zijn gebaat bij duidelijkheid over hun perspectief. Pas dan kan er traumabehandeling voor de kinderen worden ingezet en zal mogelijk de bezoekregeling kunnen worden uitgebreid. Op dit moment laten de kinderen nog te veel problematiek zien na de bezoekmomenten. Dit wordt niet alleen door de pleegouders gezien, maar ook door de Viersprong, de school en de jeugdbeschermer van de kinderen.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling niet direct verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, maar de vader vindt dat het zo niet langer kan en wilt dat de rechtbank ingrijpt. De vader handhaaft zijn verzoek met betrekking tot de bezoekregeling.
In tegenstelling tot wat de GI stelt, is het perspectief van de kinderen nog niet bepaald. Het is van belang om het onderzoek van het KSCD af te wachten. De vader begrijpt weliswaar dat een korte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is, maar totdat het perspectief is bepaald moet gewerkt worden aan een thuisplaatsing van de kinderen. De ouders krijgen hiertoe niet de kans en de GI blijft van begin af aan bij haar standpunt dat het perspectief van de kinderen in het pleeggezin ligt. De vader heeft in de afgelopen periode hard aan zichzelf gewerkt. De behandeling bij Brijder is afgesloten, omdat de behandeldoelen zijn behaald, en de vader staat al een lange tijd op de wachtlijst van PsyQ. Daarnaast gaat de vader bij Home Run behandeling volgen voor agressie. Verder heeft hij een nieuwe bestendige relatie en behoort de problematische relatie met de moeder tot het verleden. De vader vindt dat het onmogelijk is om in twee uur per twee weken te laten zien dat hij een goede opvoeder is. Verder komen de bevindingen van Timon en Family Supporters over de bezoekmomenten niet overeen. Timon adviseert om de bezoekregeling verder in te perken omdat de vader de kinderen zou belasten tijdens de bezoeken, terwijl Family Supporters aangeeft dat er juist sprake is van een groei in het contact tussen de vader en de kinderen. Timon is echter nooit bij de bezoekmomenten aanwezig en kan zich daarom over de bezoekmomenten niet uitlaten. Daarbij komt dat Timon enkel afgaat op de informatie die zij krijgt van de pleegouders. Verder wordt al voor langere tijd benoemd dat traumabehandeling voor de kinderen noodzakelijk is, maar deze therapie is nog steeds niet gestart. Wel is onlangs speltherapie gestart bij Stichting MEE.
De jeugdbescherming handelt naar eigen goeddunken en trekt zich van rechterlijke uitspraken niets aan. In december 2021 heeft de kinderrechter het verzoek van de vader tot geschilbeslechting met als doel uitbreiding van de bezoekregeling afgewezen, omdat onderzocht diende te worden waar de terugval in het gedrag van de kinderen na het bezoek met de ouders vandaan kwam. In de afgelopen periode is er echter niets veranderd en de bezoekmomenten blijven beperkt tot twee uur per twee weken. De vader mist zijn kinderen, maar wordt enorm beperkt door de GI. Zo mocht hij bijvoorbeeld niet bij de eerste voetbalwedstrijd van [naam kind 1] aanwezig zijn. Er is een duidelijke groei in het contact tussen de vader en de kinderen zichtbaar en de vader zou zijn kinderen graag meer en zonder begeleiding willen zien. De vader en de jeugdbescherming komen er samen niet uit. Tussenkomst van de rechtbank, in het kader van geschilbeslechting, is daarom noodzakelijk om tot een uitbreiding van de bezoekregeling te komen.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI en is het zelfstandig verzoek met betrekking tot de bezoekregeling gehandhaafd. Ondanks dat de moeder het liefste wil dat haar kinderen thuis worden geplaatst, begrijpt zij dat een thuisplaatsing niet per direct mogelijk is. De moeder is het, net als de vader, oneens met de manier waarop de GI uitvoering geeft aan de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. Zolang er sprake is van een machtiging tot uithuisplaatsing, moet er toegewerkt worden naar een thuisplaatsing. De GI vertelt leugens in de rapportages. Er worden bepaalde visies gedeeld die niet stroken met de gang van zaken. Er heeft geen perspectiefzitting plaatsgevonden en ook de Raad voor de Kinderbescherming heeft niet aangegeven dat het perspectief bij de pleegouders ligt. Daarbij komt dat de moeder eerder al tijdens de bezoekmomenten met de kinderen naar buiten mocht, maar vervolgens geeft de huidige jeugdbeschermer aan daar niets vanaf te weten. Vanaf de start van de machtiging tot uithuisplaatsing werkt de GI toe naar een plaatsing van de kinderen in het pleeggezin. De GI heeft de ouders geen handvatten geboden en de GI kijkt niet naar wat de ouders doen om de situatie te verbeteren. Stuitend is de brief van [naam kind 1] die door de GI in het geding is gebracht enkel om een thuisplaatsing te voorkomen.
De moeder vraagt zich af of de pleegmoeder capabel genoeg is om voor de kinderen te zorgen. De pleegmoeder heeft een ernstig ongeluk gehad en is nog steeds aan het revalideren. De kinderen worden daarom bijna ieder weekend elders ondergebracht. Daarnaast kan de pleegmoeder de communicatie met de ouders niet aan en kunnen de bezoekmomenten vanwege de afstand niet plaatsvinden in Dordrecht, in de buurt van de woning van moeder. Verder kan op basis van de tegenstrijdigheden die volgen uit de verslagen van Timon enerzijds en de rapportages van Family Supporters anderzijds niet het perspectief van de kinderen worden bepaald. Het onderzoek van het KSCD moet worden afgewacht om het perspectief te kunnen bepalen. In de tussentijd is de GI niet bereid om de bezoekregeling uit te breiden. Uitbreiding van de bezoekregeling wordt zelfs gebruikt als pressiemiddel. De ouders dienen zich volgens de GI neer te leggen bij de uithuisplaatsing, pas dan kan er nagedacht worden over een uitbreiding. Voorkomen moet worden dat door het verloop van de tijd geen mogelijkheid tot thuisplaatsing van de kinderen bij de ouders meer bestaat.
De pleegmoeder heeft mede namens de pleegvader tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De pleegouders willen voor de kinderen zorgen zolang dat nodig is. Op het moment dat de kinderen zorgelijk gedrag gingen vertonen, hebben de pleegouders hulp ingeschakeld van de Viersprong. De kinderen hebben veel verdriet over dat wat zij hebben meegemaakt. De pleegouders hebben daarvoor meerdere keren traumatherapie aangevraagd, maar de hulpverleningsinstanties kunnen traumabehandeling pas inzetten wanneer het perspectief is bepaald. Om die reden is in de tussentijd in overleg met de school en de Viersprong speltherapie ingezet. Verder is het onjuist dat de kinderen in de weekenden elders verblijven. De kinderen hebben eenmaal een weekend gelogeerd bij een vriendin. Ook klopt het niet dat [naam kind 1] op een voetbalvereniging zit. Zij heeft laatst eenmaal een schoolvoetbalwedstrijd gehad. De pleegmoeder heeft hiervan filmpjes gemaakt en opgestuurd naar de vader.
De gedragswetenschapper van Timon Pleegzorg heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij overtuigd is van de liefde die de ouders voor hun kinderen laten zien maar dat er ook gedurende de vorige pleegzorgplaatsing zorgen waren over het gezin. In de discussie die de ouders voeren worden de belangen van de kinderen onvoldoende meegenomen. De kinderen zijn in de periode dat zij opgroeiden bij de ouders getraumatiseerd op verschillende vlakken. Ouders stellen dat er in het afgelopen jaar onvoldoende hulpverlening voor hen is ingezet. Family Supporters is er echter om de ouders adviezen te geven over de bezoeken. Daarnaast is het zorgwekkend dat de moeder de vaardigheden van de pleegouders in twijfel trekt. De Viersprong is in het gezin van de pleegouders aanwezig om zicht te houden en om de pleegouders te ondersteunen. De Viersprong heeft ook duidelijk kenbaar gemaakt dat het van belang is dat er duidelijkheid komt voor de kinderen, voordat zij met traumabehandeling kunnen starten. De gedachte hierachter is dat er bij de kinderen veel onveiligheid ontstaat op het moment dat zij aan de therapeut vertellen wat zij hebben meegemaakt. Het is daarom van belang dat de kinderen een stabiele basis ervaren. Op dit moment bevinden de kinderen zich nog in de overlevingsstand. Verder zijn zij bang om bepaalde dingen met de ouders te delen, omdat zij daar tijdens de bezoeken op worden aangesproken. Daarnaast wordt er gezien dat de kinderen na de bezoeken zeer zorgelijk gedrag vertonen en dat de hersteltijd tot het volgende bezoek te kort is. De schoolgang van de kinderen komt hierdoor onder druk te staan. Het is van belang dat er rust komt voor de kinderen. Zodra er rust is en de bezoeken ontspannen verlopen, kunnen de bezoekmomenten worden uitgebreid.

De beoordeling

Het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing:
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] voor de resterende periode van twee maanden noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding.
Bij beschikking van 8 november 2021 heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek door het KSCD naar het perspectief van de kinderen gelast. Het KSCD heeft op 7 april 2022 aan de GI laten weten dat het onderzoek op zijn vroegst in augustus 2022 zal zijn afgerond. Door het uitblijven van het KSCD-onderzoek is nog altijd sprake is van onduidelijkheid over het perspectief van de kinderen. In de beschikking van 8 november 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat zolang deze onduidelijkheid bestaat, het van belang is dat de kinderen in het pleeggezin blijven waar zij de nodige stabiliteit, structuur en rust geboden krijgen. De rechtbank stelt vast dat niet gebleken is van feiten of omstandigheden die maken dat er op dit moment anders beslist moet worden; in afwachting van de uitkomsten van het KSCD-onderzoek hebben de kinderen nog steeds baat bij de stabiliteit, structuur en rust in het pleeggezin. De machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen zal daarom worden verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De verzoeken tot geschilbeslechting:
Geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen kunnen op grond van artikel 1:262b BW aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van (onder meer) een met het gezag belaste ouder een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
De rechtbank benadrukt (opnieuw) dat dat het perspectief van de kinderen nog niet is bepaald zolang het KSCD-onderzoek loopt. De GI behoort dan ook gedurende de uithuisplaatsing van de kinderen voortdurend alert te zijn op de vraag of een uitbreiding van de contactregeling in het belang van de kinderen is. Het is positief dat de ouders hard aan zichzelf hebben gewerkt en dat Family Supporters een positieve ontwikkeling ziet in het contact tussen de ouders en de kinderen. Daar staat tegenover dat in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling voldoende onderbouwd gesteld is dat de kinderen forse gedragsproblematiek laten zien na de bezoekmomenten en een lange hersteltijd nodig hebben. De kinderen hebben vanwege hun belaste verleden meer dan gemiddeld behoefte aan duidelijkheid en structuur. Gelet op de onrust die de huidige contactregeling bij de kinderen teweeg brengt, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze uit te breiden of te wijzigen. Een uitbreiding van de contactregeling zal alleen maar meer onrust bij de kinderen veroorzaken.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vader alsmede het zelfstandig verzoek van de moeder afwijzen. De rechtbank geeft de GI mee dat zij ook de komende periode de regie moet blijven voeren in het contact tussen de vader en de moeder en de kinderen. Daarbij moet aandacht blijven voor de mogelijkheid de contactregeling uit te breiden, indien de belangen van de kinderen zich daartegen niet verzetten.
Ten overvloede geeft de rechtbank aan de ouders mee zich niet te laten leiden door veronderstellingen zoals die door en namens de ouders tijdens de zitting zijn benoemd (zoals het gestelde verblijf van de kinderen in de weekenden op een andere plek of dat [naam kind 1] op voetbal zit). Deze veronderstellingen van de ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd weersproken, maar zorgen in de verhouding tussen alle betrokkenen onnodig voor onrust. Het is in het belang van de kinderen dat alle betrokkenen, hoe moeilijk dat ook kan zijn, constructief samenwerken om de situatie van de kinderen, in afwachting van het KSCD-onderzoek, zo rustig mogelijk te laten zijn.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in een voorziening voor pleegzorg tot 19 juli 2022;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, mr. A.A.J. de Nijs en mr. K.T.F. Chocolaad- de Bos, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.