ECLI:NL:RBROT:2022:5752

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
C/10/637640 / JE RK 22-1035
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van kinderen door de vader afgewezen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], door hun vader. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.J. Roetman, verzocht om de ondertoezichtstelling omdat hij zich zorgen maakte over het contact met zijn kinderen en de communicatie met de moeder, [naam moeder]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W.J.J. Trooster, voerde verweer tegen het verzoek en stelde dat de vader niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat hij niet eerst de Raad voor de Kinderbescherming had benaderd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2022 zijn de betrokken partijen, inclusief de kinderen en een vertegenwoordiger van de Raad, gehoord. De vader gaf aan dat hij sinds de zomer geen contact meer had gehad met [naam kind 1] en dat hij zich zorgen maakte over de opvoedkundige keuzes van de moeder. De moeder daarentegen stelde dat de vader zelf verantwoordelijk was voor het gebrek aan contact en dat er voldoende mogelijkheden waren om de problemen in het vrijwillig kader op te lossen.

De Raad voor de Kinderbescherming gaf aan geen verzoek tot ondertoezichtstelling te willen indienen, maar maakte zich wel zorgen over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen. De kinderrechter oordeelde dat de vader niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat hij niet eerst de Raad had benaderd. De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de ouders in het belang van de kinderen en gaf aan dat hulpverlening in minder ingrijpende vormen eerst diende te worden ingezet voordat er tot ondertoezichtstelling zou worden overgegaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/637640 / JE RK 22-1035
Datum uitspraak: 20 mei 2022

Beschikking

in de zaak van

[naam vader],

wonende te [woonplaats vader], hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.J. Roetman, kantoorhoudende te Gouda,
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2009 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2013 te [geboorteplaats kind 2],

hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W.J.J. Trooster, kantoorhoudende te Vlaardingen.
De kinderrechter merkt als informant aan:

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de vader van 2 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 3 mei 2022;
- het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 12 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 12 mei 2022.
Op 16 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind 1], die apart is gehoord;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.J. Roetman;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. W.J.J. Trooster;
- [naam] namens de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgevoerd door de ouders.
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De vader verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2].
Door en namens de vader is het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Zijn grootste zorg ligt in het feit dat de vader [naam kind 1] niet meer ziet. Het is opvallend dat na het indienen van onderhavig verzoek, [naam kind 1] wel te bereiken is en open staat voor contact met de vader. Daarvoor heeft de vader [naam kind 1] sinds de zomer niet meer gezien. De vader krijgt de indruk dat er kwaad over hem gesproken wordt. Hij krijgt geen grip op de kinderen en heeft geen idee hoe het met hen gaat. De moeder maakt bepaalde keuzes zonder daarover te overleggen met de vader. Zo heeft de vader bijvoorbeeld ook [naam kind 2] al zes weken niet kunnen zien vanwege de Ramadan. Het is van belang dat het patroon wordt doorbroken en een ondertoezichtstelling wordt als laatste redmiddel gezien. Hulpverlening is noodzakelijk om de omgangsregeling met [naam kind 1] te hervatten en om de communicatie met de moeder te verbeteren. Ook wat [naam kind 2] betreft, is het van belang om hulpverlening in te zetten. De vader is anders bang om ook hem kwijt te raken. In het vrijwillig kader komen de ouders er samen niet uit. Er heeft mediation plaatsgevonden, maar dat heeft nergens toe geleid.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek. De vader dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek. Hij heeft immers niet de Raad verzocht een verzoek te doen tot ondertoezichtstelling. Daarbij komt dat er genoeg mogelijkheden zijn in het vrijwillig kader om de problemen tussen de ouders op te lossen, maar dit is nog niet geprobeerd. De moeder onderschrijft de moeizame relatie tussen de vader en [naam kind 1]. Het is echter aan de vader zelf te wijten dat [naam kind 1] niet bij de vader thuis wil komen. De vader is in het verleden onvoldoende beschikbaar geweest voor de kinderen en daarnaast dient hij te leren omgaan met kinderen van haar leeftijd. Verder gaat het zowel thuis als op school goed met de kinderen. Daarnaast staat de moeder er voor open om de communicatie met de vader te verbeteren, maar juist de vader staat hier niet voor open. De moeder heeft altijd, in tegenstelling tot de vader, op een juiste manier gecommuniceerd.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven geen verzoek tot ondertoezichtstelling te doen. Desalniettemin maakt de Raad zich zorgen over de wijze waarop de ouders vormgegeven aan hun ouderschap na scheiding en over hun onderlinge communicatie. De kinderen ervaren een loyaliteitsconflict waaraan gewerkt dient te worden. Het is niet in het belang van de kinderen om de omgang telkens te stoppen en weer op te starten. Beide ouders hebben aangegeven open te staan voor hulpverlening. Het is daarom van belang om eerst minder ingrijpende vormen van hulpverlening in te zetten alvorens er tot een ondertoezichtstelling wordt overgegaan. Een doorverwijzing naar het uniform hulpaanbod zou hiertoe een mogelijkheid kunnen zijn. Indien blijkt dat ouders hier niet aan mee zullen werken, zal de hulpvraag van de vader direct bij de Raad terecht komen.

De beoordeling

Uit artikel 1:255, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek volgt dat een ouder bij de kinderrechter een verzoek tot ondertoezichtstelling kan indienen, indien de Raad niet tot indiening van dit verzoek overgaat.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is niet gebleken dat de vader zich eerst tot de Raad heeft gewend met zijn verzoek. De kinderrechter heeft vernomen dat de zaak bij de familierechter op de zitting van 16 mei jongstleden is doorverwezen naar het uniform hulpaanbod. Indien ouders er langs deze weg niet gezamenlijk uit kunnen komen, kan de hulpvraag van de vader langs deze weg uiteindelijk bij de Raad terecht komen. Indien de Raad dan weigert (onderzoek te doen en) een verzoek bij de kinderrechter in te dienen, kan de vader zich weer tot de kinderrechter wenden. De kinderrechter geeft de ouders mee dat het niet in het belang van de kinderen is om het zo ver te laten komen. De kinderen zijn er bij gebaat als de ouders er zo spoedig mogelijk samen uit komen en gezamenlijk op een adequate en redelijke wijze met elkaar in gesprek gaan en afspraken maken.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van W.A. Graven, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.