ECLI:NL:RBROT:2022:5754

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
C/10/637557 / JE RK 22-1020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdrecht

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 mei 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht heeft op 2 mei 2022 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de ouders van [voornaam minderjarige] aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de Raad. Een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond was niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Ondanks de liefdevolle betrokkenheid van de ouders, zijn zij handelingsverlegen geraakt en zijn er zorgen over de draagkracht van de moeder als hoofdopvoeder. De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad, maar de kinderrechter oordeelde dat de hulpverlening binnen het vrijwillig kader niet van de grond is gekomen. Er is een noodzaak voor een persoonlijkheidsonderzoek om de achterliggende problematiek van [voornaam minderjarige] te onderzoeken.

De kinderrechter heeft besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, met ingang van 16 mei 2022 tot 16 mei 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/637557 / JE RK 22-1020
Datum uitspraak: 16 mei 2022

Beschikking over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
2 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 2 mei 2022.
Op 16 mei 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- [persoon A] namens de Raad.
Opgeroepen en niet verschenen is een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] groeit op in een overbelaste thuissituatie. Ondanks dat beide ouders liefdevol en betrokken zijn, zijn zij handelingsverlegen geraakt. Gezien wordt dat [voornaam minderjarige] daardoor vastloopt in haar ontwikkeling. [voornaam minderjarige] heeft moeite met haar emotieregulatie en wordt daarin onvoldoende begrensd door de ouders. [voornaam minderjarige] voelt zich onveilig en staat daarom altijd aan. Het is van belang om door middel van een persoonlijkheidsonderzoek te onderzoeken waar de achterliggende problematiek van [voornaam minderjarige] vandaan komt. In het vrijwillig kader is de hulpverlening niet van de grond gekomen. Een ondertoezichtstelling wordt daarom noodzakelijk geacht.

De standpunten van de belanghebbenden

De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek. Een ondertoezichtstelling is niet noodzakelijk. Daarnaast worden in het raadsrapport veel aannames genoemd die niet kloppen. De ouders hebben meerdere keren aan diverse instanties benoemd dat het beter is om [voornaam minderjarige] niet te spreken in de thuissituatie, maar buiten haar vertrouwde omgeving zoals bijvoorbeeld school. In de thuissituatie voelt [voornaam minderjarige] zich snel bedreigd en de ouders hebben daarom verzocht het anders aan te pakken. De ouders willen overal aan meewerken, maar de hulpverlening is niet van de grond gekomen. Zij worden van het kastje naar de muur gestuurd en de ouders voelen zich daar de dupe van. In de afgelopen periode hebben de ouders op eigen initiatief hun netwerk ingeschakeld en ervaren daardoor meer rust. Bovendien is het verzoek van de Raad om MST in te zetten, terwijl systemische hulpverlening al twee keer niet is geslaagd. Het is van belang dat er rust komt voor [voornaam minderjarige] . Op dit moment voelt zij zich snel aangevallen omdat zij bang is voor een uithuisplaatsing.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Gebleken is dat [voornaam minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Bij [voornaam minderjarige] is sprake van kindeigenproblematiek. Zij laat sterk zelfbepalend gedrag zien, waarvan de achterliggende oorzaak onduidelijk is. De ouders zijn onvoldoende in staat om [voornaam minderjarige] te begrenzen en aan te sturen. Daarnaast zijn er zorgen over de draagkracht van met name de moeder als hoofdopvoeder. In de afgelopen periode is de hulpverlening niet van de grond gekomen. Ondanks dat de ouders het beste willen voor [voornaam minderjarige] en inzien dat hulpverlening noodzakelijk is, lijken zij hierin ambivalent. Zo is Ambulante Spoedhulp (hierna: ASH) is vervroegd gestopt omdat de moeder aangaf dat het probleemgedrag van [voornaam minderjarige] verergerde en dat zij de door ASH aangebrachte dagstructuur weer had losgelaten. Ook willen de ouders liever niet dat de hulpverlening in de thuissituatie gesprekken voert met [voornaam minderjarige] , omdat [voornaam minderjarige] hier nog goed op zou reageren. Daarnaast heeft het wijkteam voor een langere periode geen contact kunnen krijgen met de vader. In de komende periode is het van belang dat het patroon doorbroken wordt en dat de hulpverlening van de grond komt. Daarnaast is een persoonlijkheidsonderzoek van [voornaam minderjarige] noodzakelijk om duidelijkheid te krijgen over de achterliggende problematiek, zodat passende hulpverlening kan worden ingezet. Het is duidelijk dat de hulpverlening binnen het vrijwillig kader niet van de grond is gekomen. De kinderrechter acht daarom de betrokkenheid van een jeugdbeschermer in het kader van een ondertoezichtstelling noodzakelijk om de regie te voeren, zodat een persoonlijkheidsonderzoek van de grond komt en vervolgens passende hulpverlening wordt ingezet. De kinderrechter geeft de jeugdbeschermer dringend het advies mee om te bewerkstelligen dat een in te zetten hulpverlener een vertrouwensband met [voornaam minderjarige] krijgt. Dit kan inhouden dat gesprekken met [voornaam minderjarige] eerst buiten haar veilige thuisomgeving moeten worden gevoerd. Voor het verkrijgen van het vertrouwen van [voornaam minderjarige] , het doen van onderzoek en het inzetten van hulpverlening is enige tijd gemoeid. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 16 mei 2022 tot 16 mei 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2022 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 20 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.