ECLI:NL:RBROT:2022:5757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
C/10/639472 / JE RK 22-1326
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2022 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat de moeder niet in staat is om een stabiele opvoedingssituatie te bieden. De minderjarige verblijft momenteel bij de grootmoeder aan vaderszijde, waar hij rust en stabiliteit ervaart. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader, de moeder (vertegenwoordigd door haar advocaat mr. V.K.S. Deetman) en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter oordeelde dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De moeder heeft financiële problemen en heeft haar huis verloren, waardoor de situatie voor de minderjarige onhoudbaar is geworden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 7 september 2022, met de mogelijkheid om de zaak op een later moment opnieuw te beoordelen. De GI is verzocht om een rapportage over de stand van zaken twee weken voor de volgende zitting te overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/639472 / JE RK 22-1326
Datum uitspraak: 17 juni 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,

gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2017 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. V.K.S. Deetman, kantoorhoudende te Dordrecht,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 9 juni 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 17 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- namens de moeder, mr. V.K.S. Deetman;
- [persoon A] namens de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is: de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de grootmoeder vaderszijde.
Bij beschikking van 18 januari 2021 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd tot 16 december 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 juni 2022 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootmoeder vaderszijde verleend voor de duur van vier weken, te weten tot 7 juli 2022. De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht met spoed [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg binnen het netwerk, te weten bij de grootmoeder vaderszijde voor de duur van zes maanden. Op dit moment dient er nog beslist te worden op de resterende vijf maanden, te weten tot 9 december 2022.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het lukt de moeder al voor langere tijd niet om een [voornaam minderjarige] stabiele opvoedingssituatie te bieden. In december 2021 en januari 2022 was er sprake van een positieve ontwikkeling en maakte de moeder voortvarende stappen. Deze positieve ontwikkeling is echter gestagneerd nadat schuldhulpverlening als voorwaarde is gesteld om de ontruiming van de woning te voorkomen. De moeder ervaart veel weerstand richting de gemeente en vertoont vluchtgedrag. Begin juni 2022 is de moeder haar woning uitgezet. Zij heeft een plek in een maatschappelijke opvang aangeboden gekregen, maar de moeder heeft ervoor gekozen om samen met [voornaam minderjarige] te verblijven bij de vader van haar partner. De jeugdbeschermer heeft de moeder gevraagd om deze nieuwe opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] te kunnen screenen, maar dit is niet van de grond gekomen. Omdat er onvoldoende zicht was op [voornaam minderjarige] is hij uit huis geplaatst bij de grootmoeder vaderszijde. Gelet op de verstoorde relatie tussen de ouders, is ervoor gekozen om [voornaam minderjarige] op een neutrale plek te plaatsen. In de komende periode zal er een school voor [voornaam minderjarige] worden gezocht. Verder is het van belang dat een goede omgangsregeling tussen moeder en [voornaam minderjarige] van de grond komt. De moeder is echter erg emotioneel, waardoor de omgang afgelopen week niet door is gegaan. Op de langere termijn is het perspectief dat [voornaam minderjarige] opgroeit bij zijn ouders. De relatie tussen de ouders is echter dermate verstoord dat een gezinsopname wenselijk is om een thuisplaatsing te realiseren.

De standpunten van de belanghebbenden

Namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder ervaart veel moeite met de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] . Het is onjuist dat de moeder in de afgelopen periode meerdere verblijfplaatsen heeft gekend. Ze heeft voor langere tijd in haar laatste huurwoning gewoond. Zij heeft in 2021 echter geen uitkering ontvangen, waardoor zij schulden heeft opgelopen. Toen de deurwaarde haar het huis uit heeft gezet is de moeder samen met [voornaam minderjarige] naar de vader van haar partner gegaan. Het betreft een ruime woning en [voornaam minderjarige] heeft zijn eigen kamer. Het verbaast de moeder daarom dat [voornaam minderjarige] met spoed uit huis is gezet. Een machtiging tot uithuisplaatsing is in deze situatie een te verstrekkende maatregel. De jeugdbescherming wil graag dat de moeder naar de opvang gaat. De moeder ervaart hiertegen veel weerstand, omdat zij nare herinneringen aan de opvang waar zij heeft verbleven in haar jeugd heeft overgehouden. Zij ervaart de machtiging tot uithuisplaatsing als pressiemiddel vanuit de GI om haar te dwingen naar de opvang te gaan. De moeder is van mening dat de spoeduithuisplaatsing niet nodig was geweest. Verder is het van belang dat de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de grootmoeder vaderszijde goed gemonitord wordt.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek. De moeder heeft in de afgelopen vier jaar een groot deel van de hulpverlening afgehouden, waardoor er geen ontwikkeling plaatsvindt. De vader is blij dat [voornaam minderjarige] op dit moment bij de grootmoeder vaderszijde verblijft, zodat hij hem tenminste kan zien. De vader wil het liefst dat [voornaam minderjarige] bij hem komt wonen. De vader heeft een vast contract, een koophuis en hij vindt het belangrijk dat [voornaam minderjarige] naar school toe gaat. Hij is in staat om [voornaam minderjarige] een stabiele opvoedsituatie te bieden. Op dit moment probeert de vader samen met de grootmoeder vaderszijde [voornaam minderjarige] tot rust te brengen en hem te laten wennen aan zijn nieuwe omgeving. Daarnaast wordt er een school voor hem gezocht waar hij na de zomervakantie zal starten. De vader maakt zich zorgen dat wanneer [voornaam minderjarige] zal terugkeren naar de moeder, de schoolgang opnieuw verstoord zal worden. Daarnaast begrijpt de vader niet dat de moeder het laatste omgangsmoment met [voornaam minderjarige] heeft afgezegd, omdat haar emoties daaraan in de weg stonden. De emoties van [voornaam minderjarige] zijn belangrijk. [voornaam minderjarige] mist zijn moeder en heeft zijn moeder nodig. Het is daarom van belang dat de moeder open staat voor alle hulpverlening om haar eigen leven op de rit te krijgen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
De moeder is al langere tijd niet in staat om [voornaam minderjarige] een stabiele opvoedingssituatie te bieden. Tussen de ouders is sprake van een forse strijd, waardoor [voornaam minderjarige] geen onbelast contact heeft met zijn beide ouders. De moeder heeft sinds 15 maart 2022 de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader stopgezet. Daarnaast heeft de moeder financiële problemen, waardoor zij begin juni 2022 haar huis uit is gezet. De moeder is de mogelijkheid geboden om naar de maatschappelijke opvang te gaan, maar zij heeft hier geen gebruik van gemaakt. In plaats daarvan is zij samen met [voornaam minderjarige] naar de vader van haar partner gegaan. De moeder heeft daarbij onvoldoende contact met de GI onderhouden, zodat niet steeds duidelijk was waar [voornaam minderjarige] verbleef en kon zijn verblijfplaats ook niet worden gescreend. Hierdoor ontbrak al het zicht op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] .
Omdat de veiligheid van [voornaam minderjarige] bij de moeder niet langer kon worden gewaarborgd is [voornaam minderjarige] op 9 juni 2022 met een spoedmachtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst bij de grootmoeder vaderszijde, waar hij rust en stabiliteit ervaart. Ook is het contact met zijn vader weer op gang gekomen. Verder wordt er gezocht naar een school in de omgeving waar [voornaam minderjarige] na de zomervakantie naar toe kan gaan. Het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt op dit moment nog steeds bij (een van) de ouders. In de komende periode is het dan ook van belang dat er zal worden toegewerkt naar een thuisplaatsing. Een stabiele opvoedingssituatie is hiervoor noodzakelijk. Het is hierbij van belang dat de moeder openheid geeft van zaken en zich openstelt voor de hulpverlening. Totdat hier meer duidelijkheid over is verkregen, is het van belang dat [voornaam minderjarige] bij de grootmoeder vaderszijde kan blijven. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen, maar voor een korte periode dan verzocht. Om een vinger aan de pols te houden zal de machtiging tot uithuisplaatsing worden verlengd voor de duur van twee maanden en voor het overige verzochte worden aangehouden tot de hierna vermelde zittingsdatum.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. V.K.S. Deetman) te overleggen over de dan actuele stand van zaken en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten de grootmoeder vaderszijde, tot 7 september 2022;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de vader, de moeder en haar advocaat op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, in het gerechtsgebouw aan de Steegoversloot 36 te Dordrecht, van
26 augustus 2022te
15:30 uur, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de ouders en mr. V.K.S. Deetman;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan belanghebbenden en mr. V.K.S. Deetman) de verzochte rapportage te doen toekomen;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 1 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.