ECLI:NL:RBROT:2022:5885

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
C/10/638385 / JE RK 22-1150
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] verblijft in een gesloten groep van Schakenbosch en dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling, waaronder problemen met agressieregulatie en een belast verleden met huiselijk geweld. De GI heeft verzocht om een machtiging voor een periode van zes maanden, maar dit verzoek is ter zitting gewijzigd naar een machtiging voor drie maanden. De kinderrechter heeft de noodzaak van gesloten jeugdhulp erkend, maar heeft het verzoek voor een voorwaardelijke machtiging afgewezen omdat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de periode van 20 juni 2022 tot 20 september 2022, met de verwachting dat [naam kind] zich zal inzetten voor zijn ontwikkeling en dat de GI de nodige stappen zal ondernemen om de hulpverlening te waarborgen. Tevens is er aandacht besteed aan de aanvraag van een ID-kaart voor [naam kind], waarbij onduidelijkheid bestaat over de verantwoordelijkheden van de ouders en de GI. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting een rapportage te overleggen over de voortgang.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/638385 / JE RK 22-1150
datum uitspraak: 7 juni 2022

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 17 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 18 mei 2022;
- de verklaring d.d. 17 mei 2022 dat een voorziening nodig is op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder;
- de verklaring d.d. 7 juni 2022 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Op 7 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , bijgestaan door zijn advocaat mr. A.T. Bol, die tevens voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.J. van Bel,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam] .
De moeder is telefonisch gehoord.

De feiten

De kinderrechter neemt aan dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door beide ouders. [naam kind] is geboren voor het nog immer staande huwelijk van de ouders op 9 maart 2010, maar bij gebrek aan inschrijving van [naam kind] in het Nederlands gezagsregister, verlaat de kinderrechter zich op de beschikbare stukken uit België, als ook op de raadsrapporten e.a., waarin wordt gesteld dat er sprake is van gezamenlijk gezag van de ouders. De moeder heeft dit ter zitting betwist en stelt dat de vader [naam kind] nimmer heeft erkend.
[naam kind] verblijft op een gesloten groep van Schakenbosch.
Bij vonnis van de Belgische kinderrechter van 5 mei 2021 is de ondertoezichtstelling van
[naam kind] verlengd voor de duur van een jaar, te weten tot 21 mei 2021. Bij beschikking van
30 juli 2021 is [naam kind] verder voor de duur van zes maanden, te weten tot 5 februari 2022
toevertrouwd aan de open afdeling van de gemeenschapsinstelling De Zande.
Bij verzoek van 25 augustus 2021 werd door tussenkomst van de Belgische liaisonrechter
verzocht om overdracht van jurisdictie naar de Nederlandse kinderrechter en werd de
Nederlandse kinderrechter verzocht om aanvaarding van bevoegdheid voor het
jeugdbeschermingsdossier van [naam kind] .
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 18 oktober 2021, met
zaaknummer C/10/626431 / JE RK 21-2626, heeft de kinderrechter de bevoegdheid ter zake
de ouderlijke verantwoordelijkheid voor [naam kind] aanvaard overeenkomstig artikel 15, lid 5,
van de Brussel II-bis verordening.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking eveneens de jeugdrechtbank te Brugge verzocht (een kopie van) het dossier – eventueel via tussenkomst van de Belgische en Nederlandse Centrale Autoriteiten – aan haar te doen toekomen uiterlijk op 1 november 2021. De kinderrechter constateert dat hij dit dossier inmiddels heeft ontvangen. De kinderrechter heeft uit dit omvangrijke dossier de meest relevante stukken geselecteerd. De griffier heeft deze stukken namens de kinderrechter op 9 juni 2022 aan de GI, mr. W.J. van Bel en mr. A.T. Bol verstrekt.
Bij beschikking van 20 december 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld door de Nederlandse kinderrechter tot 20 december 2022. Bij beschikking van 20 december 2021 is tevens een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 20 december 2021 tot 20 juni 2022.

Het verzoek

De GI heeft bij verzoekschrift van 17 mei 2022 een voorwaardelijke machtiging verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van twee maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om een machtiging om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om een machtiging om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
[naam kind]
Het verkrijgen van een ID-kaart voor is niet zo simpel als het lijkt. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om dit te regelen. Het is onduidelijk wie er precies gezag over heeft. Ook zal ingeschreven moeten worden bij de gemeente Leidschendam, maar dit is nog niet gebeurd.
[naam kind]

De standpunten

Door en namens [naam kind] is geen verweer gevoerd tegen het gewijzigde verzoek. Het is belangrijk dat [naam kind] duidelijkheid krijgt en stappen kan zetten. Dat is de afgelopen weken misgegaan. Hij was in de veronderstelling dat hij naar een open groep kon. Toen bleek opeens dat dat toch niet het geval was. [naam kind] begrijpt dat zijn huidige plek bij Schakenbosch goed voor hem is, maar hij zou het liefst daar weg willen. [naam kind] begrijpt dat school nodig is om te leren, maar hij zou graag willen gaan werken. [naam kind] is niet gemotiveerd voor dagbesteding, omdat dit betekent dat hij ‘gratis’ moet gaan werken. [naam kind] hecht veel waarde aan het verkrijgen van een ID-kaart. Dit is nog steeds niet geregeld. Namens [naam kind] is verzocht de machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor een periode van drie maanden en het verzoek voor het overige aan te houden.
Door en namens de vader is ingestemd met het gewijzigde verzoek, al hoewel het wel een teleurstelling is voor de vader. Deze situatie duurt al erg lang. De vader wenst licht aan het einde van de tunnel voor [naam kind] . [naam kind] leek klaar voor een stap voorwaarts. Nu blijkt dat die stap toch niet genomen zal worden.
De moeder heeft ingestemd met het gewijzigde verzoek. De moeder denkt dat [naam kind] nog niet klaar is voor een open groep. [naam kind] moet echt zijn best gaan doen. De moeder hoopt dat hij alsnog kan starten met de dagbesteding van 070Watt. In het kader van de aanvraag van de ID-kaart benoemt de moeder dat het Engelse paspoort van [naam kind] bij haar ligt. Voordat zij deze opstuurt naar Schakenbosch, zal hij ingeschreven moeten worden bij de gemeente. Het is voor de moeder niet duidelijk wie hiervoor verantwoordelijk is.

De beoordeling

Ten aanzien van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp:
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, tweede lid, Jeugdwet kan een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en kan de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de accommodatie worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.4, vierde lid, Jeugdwet behoeft een verzoek om een jeugdige voorwaardelijk in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. De gedragswetenschapper heeft [naam kind] op 31 mei 2022 onderzocht en stemt niet in met een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. De gedragswetenschapper stemt echter wel in met een reguliere – onvoorwaardelijke – machtiging gesloten jeugdhulp, als bedoeld in artikel 6.1.2 Jeugdwet.
De kinderrechter constateert dat een hulpverleningsplan zoals bedoeld in artikel 6.1.4, vijfde en zesde lid ontbreekt. Evenmin is er door de GI een ander document overgelegd waarin de voorwaarden staan opgenomen waar de jeugdige zich aan dient te houden en de jeugdhulpaanbieder staat genoemd die bereid is de jeugdige op te nemen. Evenmin is vermeld welke medewerker bevoegd is tot het nemen van het besluit tot opname.
Nu de voorwaarden waaraan de jeugdige zich dient te houden ontbreken, is de jeugdige niet in staat gesteld om de jeugdhulp te aanvaarden.
Nu aan de wettelijke vereisten voor een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp niet is voldaan, wijst de kinderrechter dit verzoek af.
Ten aanzien van de machtiging gesloten jeugdhulp:
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter is van oordeel dat hiervan sprake is.
De zorgen zijn reeds bij beschikking van 20 december 2021 beschreven:
“Bij [naam kind] is er sprake van een belast verleden waarin hij te maken heeft gehad met
huiselijk geweld, onrust en onveiligheid. Bij [naam kind] is er nog altijd sprake van
loyaliteitsproblematiek. [naam kind] heeft moeite met agressieregulatie en gezag en kan lastig
zijn emoties uiten. Er zijn zorgen over roekeloos en gevaarlijk gedrag van [naam kind] met
gevaarlijke situaties als gevolg. Ook zijn er zorgen over seksueel grensoverschrijdend
gedrag. In het verleden is [naam kind] ook weggelopen. Ook heeft [naam kind] vanwege de afstand
tussen hem en zijn familie, weinig contact het zijn familie. [naam kind] heeft een lange
hulpverleningsgeschiedenis en heeft twee jaar in de besloten jeugdhulp in België verbleven.
Vanwege de onduidelijkheid over het perspectief van [naam kind] heeft er geen behandeling van
de problematiek van [naam kind] plaatsgevonden.
De kinderrechter is van oordeel dat het nadrukkelijk in het belang van [naam kind] is om
passende hulpverlening te ontvangen. [naam kind] heeft recht op duidelijkheid en perspectief.”
Sinds de voorgaande zitting in december 2021 zijn er een aantal kleine positieve stappen gezet. [naam kind] doet het redelijk goed binnen Schakenbosch. Hij komt afspraken na en de verlofmomenten verlopen goed. [naam kind] brengt zichzelf noch anderen in concrete onveiligheid. Zowel de GI als Schakenbosch waren van mening dat een gesloten groep niet langer passend is. Tegelijkertijd heeft de GI nog wel haar zorgen geuit over de bovenmatige structuur, sturing en duidelijkheid die [naam kind] behoeft. De zorgen om zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling zijn onverminderd aanwezig. Ook de gedragswetenschapper heeft de nodige zorgen geuit over de ontwikkeling en het gedrag van [naam kind] .
De afgelopen maanden is het niet gelukt om duidelijkheid te verschaffen over de voorgeschiedenis en de hulpverleningsgeschiedenis van [naam kind] . Ook in het Belgische dossier dat aan de kinderrechter ter hand is gesteld, ontbreekt het aan duidelijke onderzoekrapportages of behandelrapportages van hulpverlenende instanties. [naam kind] staat nog altijd op de wachtlijst voor een PO. Zolang niet duidelijk is wat er precies met [naam kind] aan de hand is, wat er in hem omgaat en met welke problematiek hij kampt, is het inzetten van passende hulpverlening moeilijk. Concreet betekent dit dat [naam kind] nog steeds geen behandeling krijgt, terwijl hij wel behandeling nodig heeft.
Het ontbreken van behandeling en concreet perspectief, maakt dat de gedragswetenschapper
een overplaatsing naar een open groep nog te vroeg acht. De kinderrechter sluit zich hierbij aan. Daarbij merkt de kinderrechter op dat het kwalijk is, mede gelet op de problematiek van [naam kind] , dat [naam kind] een volgende stap naar zelfstandigheid is voorgehouden die niet waargemaakt kon worden.
Tegelijkertijd is het ontbreken van perspectief niet enkel aan het handelen van de GI en Schakenbosch te wijten. [naam kind] is niet gemotiveerd voor dagbesteding, wat maakt dat het vinden van een vervolgplek erg moeizaam is. De wens van [naam kind] om betaald te krijgen voor werk is op dit moment niet realistisch. Het is belangrijk dat [naam kind] beseft dat hij eerst zal moeten bewijzen dat hij kan werken en dat hij bereid is om zijn leerachterstand in te halen. Zolang [naam kind] blijft vasthouden aan de eis dat hij geld wil voor werk, zal er niets veranderen.
De stelling van de GI dat [naam kind] aan zet is, is ook niet geheel juist. De GI en [naam kind] zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het verdere verloop en de ontwikkeling van [naam kind] , waarbij zij ieder hun eigen ‘takenpakket’ hebben. Het is aan [naam kind] om zijn houding te veranderen en zich volledig in te gaan zetten voor school en dagbesteding. Het is aan de GI om de praktische zaken rondom hulpverlening en vervolgplekken te regelen.
De kinderrechter zal de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de periode van drie maanden en het verzoek voor de overige drie maanden aanhouden. De komende drie maanden zal [naam kind] moeten laten zien dat hij in staat is alle hulp, school en dagbesteding aan te pakken die hem geboden wordt. Tegelijkertijd wordt van de GI verwacht dat zij zich volledig zal inzetten om het PO te bespoedigen, behandeling in te zetten en op zoek te gaan naar mogelijke vervolgplekken.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Ten aanzien van de ID-kaart
Hoewel het aanvragen van een ID-kaart geen onderwerp is waarop in onderhavige procedure kan worden beslist, merkt de kinderrechter daarover nog wel het volgende op. [naam kind] heeft al meerdere keren geuit dat het hebben van een ID-kaart voor hem erg belangrijk is. Voor [naam kind] is het hebben van een ID-kaart een belangrijke stap naar zelfstandigheid. Gebleken is dat er veel onduidelijkheid en discussie is over bij wie de verantwoordelijkheid ligt om een ID-kaart aan te vragen, wie er gezag over [naam kind] heeft en welke praktische zaken hiervoor geregeld moeten worden.
Hoewel het in beginsel de verantwoordelijkheid van de ouders is om een ID-kaart aan te vragen, loopt er voor [naam kind] een ondertoezichtstelling. Bij een ondertoezichtstelling is het aan de GI om al hetgeen te doen wat in het belang is van [naam kind] om zijn ernstige ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Het is daarmee dus ook de verantwoordelijkheid van de GI om de ouders hierin te begeleiden en ondersteunen. Van zowel de ouders als van de GI wordt een actieve houding verwacht. Uiteindelijk is het aanvragen van een ID-kaart een praktische aangelegenheid die berust op feiten die uit te zoeken zijn. De kinderrechter verwacht dan ook dat op de volgende zitting een ID-kaart voor [naam kind] is geregeld.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 20 juni 2022 tot 20 september 2022, betreffende de minderjarige [naam kind] ;
wijst af het verzoek tot een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden, [naam kind] , mr. A.T. Bol en mr. W.J. van Bel in deze zaak zal plaatsvinden op
5 september 2022 te 13.30 uurin het
gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden, [naam kind] , mr. A.T. Bol en mr. W.J. van Bel;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden, mr. A.T. Bol en mr. W.J. van Bel) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.