ECLI:NL:RBROT:2022:5888

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
C/10/633721 / JE RK 22-388 en C/10/637015 / JE RK 22-914
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing en vaststellen zorgregeling voor minderjarige in pleegzorg

Op 7 juni 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaken van de minderjarige [naam kind], geboren in 2014, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 20 december 2022. Dit besluit volgt op een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om de uithuisplaatsing te verlengen en een omgangsregeling vast te stellen. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de vader en de moeder door hun advocaten zijn bijgestaan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sinds de voorlopige contactregeling positieve ontwikkelingen zijn geweest in de omgang tussen [naam kind] en zijn ouders. De ouders hebben hun houding ten opzichte van de noodzakelijke onderzoeken en therapieën voor [naam kind] veranderd, wat bijdraagt aan de ontwikkeling van het kind.

De kinderrechter heeft ook de contactregeling definitief vastgesteld, waarbij onder andere videobellen en begeleide bezoekmomenten zijn opgenomen. De kinderrechter benadrukt het belang van een gelijke behandeling van beide ouders in het perspectiefonderzoek, aangezien de moeder momenteel als de ouder met de meeste kans op een thuisplaatsing wordt gezien. De kinderrechter heeft besloten dat beide ouders aangemeld moeten worden voor een perspectiefonderzoek, om te waarborgen dat het belang van [naam kind] voorop staat. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/633721 / JE RK 22-388 en C/10/637015 / JE RK 22-914
datum uitspraak: 7 juni 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing en vaststellen zorgregeling

in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
en

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. R.H.P. Feiner, kantoorhoudende te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2014 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als overige belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. R.A.A.H. van Leur, kantoorhoudende te Dordrecht.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 23 maart 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoek met bijlagen van de GI van 19 april 2022, ingekomen bij de griffie op 20 april 2022.
Op 7 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de advocaat van de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam].
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 20 december 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 20 december 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 20 juni 2022.
Bij beschikking van 23 maart 2022 heeft de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van 7 februari 2022 geheel vervallen verklaard en een voorlopige contactregeling vastgelegd, inhoudende:
 één keer per week videobellen met de ouders, dinsdag na het eten met de moeder en woensdag na het eten met de vader;
 één keer per week een begeleidbezoekmoment op maandagmiddag van 15:30-16:30
uur in de even weken met de vader en in de oneven weken met de moeder, waarbij
de ouders elkaar zullen afwisselen;
 met ingang van 4 april 2022 (even week) op maandag lunchen met de vader of de
moeder, waarbij de ouders elkaar zullen afwisselen. De ouders halen [naam kind] van
school en brengen hem ook terug naar school;
 met ingang van 30 mei 2022 (even week) op woensdagmiddag uit school tot 17:00
uur begeleide omgang met de ouders, waarbij de ouders elkaar zullen afwisselen. De
ouders halen [naam kind] van school en brengen hem terug naar de pleegouders.

De (aangehouden) verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/633721:
De vader heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren en opnieuw een omgangsregeling te bepalen:
- naast een wekelijks videobelmoment, eenmaal per twee weken een ruim omgangsmoment in het weekend met een nachtje slapen; althans,
- een omgangsregeling door uw kinderrechter in goede justitia te bepalen.
Van dit verzoek resteert thans het vaststellen van een definitieve omgangsregeling.
Het verzoek met zaaknummer C/10/637015:
De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van zes maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht.
[naam kind] is op 11 april jl. gestart bij Onderwijs Wijzer. Op dit moment zijn zij bezig met observaties om de diagnostiek helder te krijgen. De ouders waren eerst tegen diagnostiek en onderzoek voor [naam kind], maar na een multidisciplinair overleg hebben zij daar gelukkig een andere visie op gekregen. Na de zomervakantie zal vanuit Onderwijs Wijzer gestart worden met Theraplay. Daar zal worden gewerkt aan de hechtingsproblematiek. De ouders worden daarbij betrokken. Sinds 30 mei jl. wordt ook de omgang door Onderwijs Wijzer begeleid. De omgang tussen de ouders verloopt momenteel, op wat kleine praktische wijzigingen na, zoals voorlopig is vastgesteld. Mede aan de hand van de lopende en komende onderzoeken zal worden bepaald of (een van de) ouders beschikken over voldoende opvoedcapaciteiten voor een thuisplaatsing. De GI heeft de moeder aangemeld voor een perspectiefonderzoek, omdat zij de ouder is waarvan op dit moment wordt ingeschat dat de kans op een thuisplaatsing bij haar het grootst is. Dat wil niet zeggen dat het perspectief definitief bij de moeder ligt. Het is belangrijk dat de vader hulpverlening accepteert zodat alsnog kan worden gekeken of hij perspectiefbiedend voor [naam kind] kan zijn.

De standpunten

Door en namens de vader is geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing. Hoewel de vader er in eerste instantie moeite mee had dat [naam kind] van de een op de andere dag bij hem is weggehaald, ziet de vader in dat [naam kind] op dit moment op zijn plek is in het pleeggezin. De vader is blij dat hij [naam kind] nu iedere week ziet en de omgang verloopt goed. De vader vordert met het opruimen van zijn huis. De vader kan over vier weken starten met behandeling vanuit GGZ-Delfland. De vader hoopt dat de komende zes maanden worden benut om het perspectief van [naam kind] te bepalen. De vader vindt het fijn dat er ook naar de moeder wordt gekeken met betrekking tot het perspectief, maar tegelijkertijd voelt de vader zich achtergesteld omdat hij niet door de GI is aangemeld voor een perspectiefonderzoek. Namens de vader is geconcludeerd dat de zorgregeling, bij voortzetting daarvan, in goede justitia is vastgesteld.
Namens de moeder is ingestemd met het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing. De moeder ervaart een constructieve samenwerking met de jeugdbeschermer. De moeder staat achter de onderzoeken voor [naam kind] en achter het perspectiefonderzoek naar zichzelf. De moeder begrijpt dat het komende half jaar nodig is om de noodzakelijke informatie voor een perspectiefbepaling te vergaren. De omgang met [naam kind] verloopt goed. [naam kind] hecht enorme waarde aan de bezoekmomenten en ervaart toestemming van zijn ouders voor verblijf in het pleeggezin.

De beoordeling

Ten aanzien van de uithuisplaatsing:
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sinds het vaststellen van de voorlopige contactregeling een positieve ontwikkeling gaande is. [naam kind] is eind 2021 uit huis geplaatst omdat geen van de ouders in staat was om [naam kind] een gestructureerde en veilige opvoedsituatie te bieden. Zowel [naam kind] als beide ouders kampen met persoonlijke problematiek, waardoor in het verleden de relatie tussen [naam kind] met zijn ouders verstoord is geraakt. [naam kind] kampt met hechtingsproblemen en gedragsproblematiek. Na de uithuisplaatsing van [naam kind] bleken de contacten tussen [naam kind] en zijn ouders minimaal. De kinderrechter heeft daarover eerder geconstateerd dat regelmatig contact noodzakelijk is om op termijn het perspectief van [naam kind] te kunnen bepalen. De afgelopen drie maanden is gebleken dat de uitbreiding van de bezoekmomenten een positief effect heeft. De bezoekmomenten verlopen goed. Daarnaast hebben de ouders een omslag gemaakt in hun denken over onderzoeken en therapie voor [naam kind]. Hoewel zij zich daar eerst niet in konden vinden, zijn zij het inmiddels toch eens, met als gevolg dat [naam kind] is aangemeld bij Onderwijs Wijzer voor onderzoek en begeleiding. Ook zal hij binnenkort starten met Theraplay, gericht op de hechting. De vader zal op korte termijn starten met zijn persoonlijke hulpverlening bij GGZ-Delfland en de hulpverlening van de moeder bij Antes verloopt goed.
Een verlenging van de uithuisplaatsing is noodzakelijk om de komende zes maanden het perspectief van [naam kind] te bepalen. Kortgezegd zijn daarvoor drie opties: bij de moeder, bij de vader of in een pleeggezin. De kinderrechter kan zich niet vinden in de wijze waarop de GI de perspectiefbepaling wil uitvoeren. De GI heeft toegelicht dat zij de moeder op dit moment de meeste kans van slagen geven voor een thuisplaatsing. De focus ligt daarom bij de moeder, zij is aangemeld voor een perspectiefonderzoek. Dit is voor de vader, begrijpelijkerwijs, een teleurstelling. Immers, [naam kind] woonde voor de uithuisplaatsing volledig bij hem. De vader wordt daarmee in feite ‘ingehaald’ door de moeder, wat mogelijk tot weerstand bij de vader kan leiden. Juist nu sprake is van een positieve ontwikkeling, mede in de onderlinge verstandhouding, is het van belang dat beide ouders hierin gelijk worden behandeld. Het kan niet zo zijn dat het perspectief van [naam kind] bij de moeder wordt bepaald omdat er een informatieachterstand is ten aanzien van de vader, omdat hij niet gelijktijdig is onderzocht. De kinderrechter acht het daarom in het belang van [naam kind] dat beide ouders worden aangemeld voor een perspectiefonderzoek.
Tot het perspectief van [naam kind] duidelijk is, is het in zijn belang dat hij in het huidige pleeggezin blijft. [naam kind] ontwikkelt zich hier goed. Ook de ouders zien dat dit een fijne plek voor hem is.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Ten aanzien van de contactregeling:
De afgelopen drie maanden is gebleken dat de reeds vastgelegde voorlopige contactregeling tegemoet komt aan de wensen van de ouders en de belangen van [naam kind], mede in het licht van zijn perspectiefbepaling. In verband met de praktische uitvoerbaarheid hebben de ouders in overleg met de GI een aantal kleine wijzigingen aangebracht. De kinderrechter sluit zich aan bij deze wijzigingen en zal de contactregeling verder zoals voorlopig is vastgesteld definitief vaststellen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 20 december 2022;
bepaalt als
definitievecontactregeling:
 één keer per week videobellen met de ouders, dinsdag na het eten met de moeder en woensdag na het eten met de vader;
 één keer per week een begeleid bezoekmoment met de vader op maandagmiddag van 15:30-16:30 uur in de even weken en met de moeder op dinsdagmiddag van 15:30-16:30 uur in de oneven weken;
 op maandag lunchen met de vader of de moeder, waarbij de ouders elkaar zullen afwisselen. De ouders halen [naam kind] van school en brengen hem ook terug naar school;
 op woensdagmiddag uit school tot 17:00 uur begeleide omgang met de ouders, waarbij de ouders elkaar zullen afwisselen. De ouders halen [naam kind] van school en brengen hem terug naar de pleegouders;
 al naar gelang de GI dit in het belang van de [naam kind] acht, kan de GI naar eigen inzicht de omgang met de ouders verder uitbreiden;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.