ECLI:NL:RBROT:2022:5907

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
KTN-9657870_19072022
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling eigen risico verzekering na schade door brand tijdens werkzaamheden

In deze zaak vordert Schouten Zekerheid Makelaars in Assurantiën B.V. betaling van het eigen risico van € 2.500,- van de gedaagde, die aansprakelijk is gesteld voor schade aan een dak tijdens werkzaamheden. De schade is ontstaan op 5 juli 2018, toen gedaagde in onderaanneming van een ander bedrijf werkzaamheden verrichtte. De aansprakelijkheidsverzekeraar van het andere bedrijf heeft de schade vergoed en vordert nu het eigen risico van gedaagde. Gedaagde heeft de aansprakelijkheid erkend, maar stelt dat de schade al is afgewikkeld en dat zijn verzekeraar niet adequaat heeft gehandeld door geen verzet tegen een eerder verstekvonnis in te stellen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde het eigen risico verschuldigd is, omdat de schade is veroorzaakt tijdens zijn werkzaamheden en de verzekeraar de schade heeft vergoed. De vordering van Schouten Zekerheid wordt toegewezen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9657870 CV EXPL 22-410
datum uitspraak: 14 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Schouten Zekerheid Makelaars in Assurantiën B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. D. Keijzer van BoitenLuhrs Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
zonder gemachtigde.
De partijen worden hierna ‘Schouten Zekerheid’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 25 januari 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde];
  • het vonnis 3 februari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling overgelegde producties van de zijde van Schouten Zekerheid;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 24 maart 2022;
  • de akte uitlaten van de zijde van Schouten Zekerheid, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge reactie van [gedaagde].
1.2.
Op 24 maart 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. De zaak is vervolgens aangehouden om Schouten Zekerheid in de gelegenheid te stellen zich nog over drie kwesties uit te laten, waarop [gedaagde] vervolgens heeft mogen reageren.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in onderaanneming van [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1]) werkzaamheden aan een dak van een bedrijfspand in Nieuwerkerk aan den IJssel verricht. Op 5 juli 2018 is tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden door brand schade ontstaan aan het dak.
2.2.
Bij e-mail van 11 juni 2019 heeft Allianz, de aansprakelijkheidsverzekering van [naam bedrijf 1], bij de aansprakelijkheidsverzekering van [gedaagde] aanspraak gemaakt op vergoeding van de door haar uitgekeerde schadebedragen.
Op 9 maart 2020 heeft Allianz een concept-dagvaarding van [gedaagde] aan Schouten Zekerheid gestuurd.
Op 13 maart 2020 heeft Schouten Zekerheid aan [gedaagde] gevraagd de daadwerkelijke dagvaarding aan haar op te sturen.
Op 23 juni 2020 is [gedaagde] door Allianz gedagvaard.
Op 25 juni 2020 heeft [gedaagde] aan Schouten Zekerheid een van Allianz ontvangen e-mail met link aan Schouten Zekerheid doorgestuurd, waarmee volgens Allianz de dagvaarding en producties konden worden ingezien.
Op 7 juli 2020 heeft Schouten Zekerheid aan [gedaagde] gevraagd om de betekende dagvaarding op te sturen zodra [gedaagde] deze zou hebben ontvangen, waarna de verzekeraar een advocaat zou inschakelen.
2.3.
Bij vonnis van 19 augustus 2020 is [gedaagde] door de Rechtbank Rotterdam bij verstek veroordeeld tot betaling van het door Allianz gevorderde bedrag.
2.4.
Op 11 september 2020 mailt [gedaagde] aan Schouten Zekerheid:
“Hierbij de stukken zoals besproken”
2.5.
Bij e-mailbericht van 20 oktober 2020 stuurt Schouten Zekerheid aan [gedaagde] een factuur van 16 oktober 2020, te betalen binnen veertien dagen, ter hoogte van € 2.500,-, zijnde het eigen risico van zijn aansprakelijkheidsverzekering bij HDI. In de e-mail staat verder:
“De opdrachtgever heeft schade geleden en heeft [naam bedrijf 1] hiervoor aansprakelijk gesteld. De aansprakelijkheidsverzekeraar van [naam bedrijf 1] (Allianz) heeft de schade betaald (onder inhouding van het eigen risico van de polis).Allianz heeft nu [gedaagde] Beheer en Onderhoud aansprakelijk gesteld. Uw aansprakelijkheidsverzekeraar heeft nu de schade (VOLLEDIG INCLUSIEF ALLE KOSTEN) betaald, conform betekening door Gerechtsdeurwaarder De Klerk Vis Niekus ad. € 84.339,44.
Wel kent uw verzekering een eigen risico van € 2.500,-.
Met de betaling aan derden is de schade volledig afgewikkeld en gaan wij over tot sluiting van het dossier.”
2.6.
Nadat betaling van dit bedrag en van op 28 juni 2021 gefactureerde en binnen dertig dagen te betalen premie van € 900,32 was uitgebleven, is [gedaagde] bij brief van 9 september 2021 aangemaand over te gaan tot betaling uiterlijk op 15 september 2021. Bij brief van de gemachtigde van Schouten Zekerheid van 20 september 2021 is [gedaagde] opnieuw, onder aanzegging van incassokosten, aangemaand. Een bedrag ter hoogte van de premie is vervolgens op 30 september 2021 betaald.

3.Het geschil

3.1.
Schouten Zekerheid eist samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 3.317,48, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 3.400,32 vanaf 6 januari 2022 tot de dag der algehele voldoening;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 3.400,32, rente van € 254,79 (berekend tot 6 januari 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 562,69, waarop de betaalde € 900,32 in mindering strekt.
3.2.
Schouten Zekerheid baseert zijn vorderingen op het volgende. Op 5 juli 2018 is schade ontstaan door [gedaagde] bij de uitvoering van werkzaamheden aan een dak. [gedaagde] heeft deze werkzaamheden in onderaanneming van [naam bedrijf 1] verricht. De verzekeraar van [naam bedrijf 1] heeft de schade vergoed en vervolgens op haar beurt regres genomen op de aansprakelijkheidsverzekeraar van [gedaagde]. Volgens zijn aansprakelijkheidsverzekering is [gedaagde] een bedrag van € 2.500,- aan eigen risico verschuldigd. [gedaagde] is in gebreke gebleven met betaling hiervan.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde] erkent dat tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden brand is ontstaan aan het dak. Volgens [gedaagde] was de schade afgehandeld nadat hij de helft van het eigen risico van [naam bedrijf 1] had betaald, zoals met [naam bedrijf 1] afgesproken. Desondanks heeft Allianz de schade op hem verhaald. Zijn verzekeraar HDI heeft echter nagelaten om zijn aansprakelijkheid te beoordelen, een advocaat naar de zitting met Allianz te sturen en om eventueel verzet tegen het verstekvonnis in te stellen. Bovendien heeft [gedaagde] de werkzaamheden op regiebasis uitgevoerd, waardoor [naam bedrijf 1] verantwoordelijk blijft voor de ontstane schade aan het dak, aldus [gedaagde].

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] zijn eigen risico verschuldigd is, nu Schouten Zekerheid de schade aan het dak aan Allianz heeft uitgekeerd. Ter zitting is besproken dat het al of niet door [gedaagde] aan Schouten Zekerheid toezenden van de betekende dagvaarding niet (meer) van belang is, aangezien vaststaat dat Schouten Zekerheid zodanig tijdig over het verstekvonnis heeft beschikt, dat verzet had kunnen worden ingesteld. [gedaagde] heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat nu Schouten Zekerheid het instellen van verzet heeft laten versloffen, aan [gedaagde] de kans is ontnomen zich op een zitting tegen de aansprakelijkheid te verweren.
4.2.
Gelet op de inmiddels door Schouten Zekerheid overgelegde en door [gedaagde] niet weersproken verklaring van de advocaat van HDI van 12 april 2022, moet het ervoor gehouden worden dat deze ter beoordeling van de zinvolheid van het instellen van verzet uitvoerig telefonisch met [gedaagde] heeft gesproken en daarbij, gelet op het expertiserapport van [naam bedrijf 2], de kans van slagen van verzet te klein heeft geacht om de proceskosten te rechtvaardigen. Schouten Zekerheid heeft er daarbij eveneens onweersproken op gewezen dat zij op grond van artikel 4.3 van de toepasselijke polisvoorwaarden het recht heeft schade vast te stellen en te vergoeden. De kantonrechter ziet tegen deze achtergrond geen reden om hierover anders te oordelen.
4.3.
Voor zover [gedaagde] vervolgens heeft bedoeld te stellen dat hij niet aansprakelijk gehouden kan voor de schade, omdat hij het werk bij [naam bedrijf 1] op regiebasis heeft uitgevoerd, waardoor de verantwoordelijkheid bij [naam bedrijf 1] blijft, kan hij daarin niet worden gevolgd. Schouten Zekerheid heeft betwist dat [gedaagde] de werkzaamheden op regiebasis heeft uitgevoerd en dat, ook als dat wel het geval zou zijn, dit aan de aansprakelijkheid van [gedaagde] zou afdoen. Het had vervolgens op de weg van [gedaagde] gelegen om met stukken te onderbouwen dat hij de werkzaamheden op regiebasis heeft uitgevoerd en dat hij daardoor niet aansprakelijk is voor de schade, hetgeen hij echter heeft nagelaten.
4.4.
[gedaagde] wordt evenmin gevolgd in zijn standpunt dat het eigen risico van [naam bedrijf 1] dubbel wordt voldaan indien hij de gevorderde € 2.500,- dient te betalen. Schouten Zekerheid heeft in dit verband onweersproken aangevoerd dat zij het eigen risico van [naam bedrijf 1] niet aan Allianz of [naam bedrijf 1] heeft voldaan, zodat reeds om die reden geen sprake kan zijn van een dubbele betaling van het eigen risico van [naam bedrijf 1].
4.5.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat vaststaat dat er schade is veroorzaakt aan het dak waar [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht, dat HDI daarvoor aansprakelijkheid heeft mogen erkennen en vervolgens het schadebedrag heeft uitgekeerd en dat gelet hierop [gedaagde] het eigen risico van zijn verzekering aan Schouten Zekerheid is verschuldigd. De hoogte van dit bedrag is door [gedaagde] verder niet weersproken, zodat dit zal worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.6.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden daarvoor is voldaan. [gedaagde] is geen wettelijke rente verschuldigd over de buitengerechtelijke kosten, nu niet is gesteld of gebleken dat Schouten Zekerheid deze kosten reeds aan haar incassogemachtigde betaald heeft. Dat [gedaagde] door niet uiterlijk op de vervaldata van de facturen te betalen in verzuim is geraakt, maakt dat hij op grond van artikel 6:119a BW over de factuurbedragen de wettelijke handelsrente verschuldigd is.
4.7
De betaling van € 900,32 die [gedaagde] op 30 september 2021 heeft verricht, wordt conform artikel 6:44 BW eerst toegerekend aan de op 20 september 2021 voor het eerst verzochte betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 562,69 en vervolgens aan de op 30 september 2021 reeds verschenen rentes over € 2.500,- over de periode van 30 oktober 2020 tot 30 september 2021, zijnde een bedrag van € 183,47, en over € 900,32 over de periode van 28 juli 2021 tot 30 september 2021, zijnde een bedrag van € 12,63. Dit betekent dat op 30 september 2021 op de hoofdsom van € 3.400,32 is betaald een bedrag van (€ 900,32 – 562,69 – 183,47 – 12,63 = ) € 141,53, zodat per 30 september 2021 aan hoofdsom resteerde € 3.258,79. De gevorderde wettelijke handelsrente zal daarom verder (slechts) over dit bedrag worden toegewezen, vanaf 30 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Proceskosten
4.8.
[gedaagde] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Schouten Zekerheid tot vandaag vast op € 135,89 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 545,- aan salaris voor de gemachtigde (voor dagvaarding, mondelinge behandeling en akte totaal 2,5 punten x € 218,- tarief). Dit is totaal € 1.167,89.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Schouten Zekerheid te betalen € 3.258,79, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over de periode van 30 september 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Schouten Zekerheid tot vandaag vastgesteld op € 1.167,89;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.
35789