Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het vonnis in incident van 3 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de conclusie van antwoord, tevens akte uitlaten i.v.m. incident niet-ontvankelijkheid, met producties 1 t/m 20;
- de brief van 3 mei 2020 van de rechtbank met de oproep voor de mondelinge behandeling;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 september 2021;
- het B-formulier van mr. Van der Wilt van 28 september 2021 met het verzoek vonnis te wijzen;
- het B-formulier van mr. Vermaat van 29 september 2021 met het verzoek vonnis te wijzen.
2..De feiten
3..Het geschil
In het incident
4..De beoordeling in het incident
de toenmalige beheerder”, zijnde [naam gedaagde] . Met [naam bedrijf] heeft [naam eiseres] nooit iets te maken gehad. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen misverstand bij de leden over kan hebben bestaan tegen wie er geprocedeerd zou gaan worden, namelijk de voormalig beheerder, zijnde [naam gedaagde] , toen zij daarvoor volmacht gaven.
5..De beoordeling in de hoofdzaak
in overleg met de rechtsbijstandsverzekeringvan [naam eiseres] juridische stappen te ondernemen tegen [naam 1] (r.o. 2.2). In haar e-mail van 21 maart 2017 heeft [naam eiseres] opnieuw gevraagd om
in samenwerking met de rechtsbijstandverzekering een plan van aanpak op te stellen (r.o. 2.3). De gestelde concrete opdracht aan [naam gedaagde] om onverkort zelf [naam 1] in gebreke te stellen en in rechte te betrekken valt daaruit niet af te leiden.
e-mail geen aanmaning als door [naam eiseres] gesteld.
1.442,00(2 punten × tarief III à € 721,00)