In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 4 mei 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.V. Paniagua, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De feiten wijzen op een onveilige situatie voor [voornaam minderjarige], die in een pleeggezin verblijft. De moeder heeft een problematische achtergrond, waaronder het gebruik van lachgas tijdens de zwangerschap, wat heeft geleid tot zorgen over de gezondheid van [voornaam minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder momenteel niet in staat is om de zorg voor [voornaam minderjarige] adequaat te bieden, mede door haar eigen gezondheidsproblemen en de instabiele woonsituatie. De kinderrechter heeft daarom besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen, maar voor een kortere periode dan door de Raad was verzocht, om de voortgang te kunnen blijven monitoren.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] vastgesteld voor de duur van twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden, met de mogelijkheid om de overige twee maanden aan te houden. De kinderrechter heeft ook een vervolgdatum vastgesteld voor verdere behandeling van de zaak, waarbij de Raad en andere belanghebbenden worden opgeroepen om hun rapportages in te dienen. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.