In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juli 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van drie minderjarigen, geboren in respectievelijk 2005, 2008 en 2012. De moeder van de kinderen, die onder toezicht staat, heeft psychische problematiek en er zijn zorgen over haar samenwerking met de jeugdzorg. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige [voornaam minderjarige 2] apart is gehoord. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L.A. Middelkoop, heeft zich verzet tegen de verlenging van de uithuisplaatsing, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de kinderen momenteel niet bij de moeder kunnen wonen vanwege de onzekere thuissituatie en de noodzaak voor stabiliteit in hun opvoeding.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder stappen in de goede richting heeft gezet, maar dat er nog geen voldoende stabiele omgeving is voor de kinderen. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor een jaar, wat de kinderrechter heeft afgewezen. In plaats daarvan is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengd tot 15 juni 2023, en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] tot aan zijn meerderjarigheid. De kinderrechter heeft de GI verzocht om de voortgang van de situatie van de moeder en de kinderen te blijven monitoren en rapporteren.
De beslissing van de kinderrechter benadrukt het belang van een stabiele opvoedomgeving voor de kinderen en de noodzaak voor de moeder om haar persoonlijke problematiek aan te pakken. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de mogelijkheden voor een 24-uursvoorziening voor de moeder te onderzoeken, zodat de kinderen in de toekomst mogelijk weer bij haar kunnen wonen. De zaak wordt pro forma aangehouden tot 1 november 2022, waarbij de GI uiterlijk twee weken voor deze datum een rapportage moet indienen.